11. Vier middelen om het hart af te trekken van steun buiten Christus
Maar, hoor ik sommigen zeggen, het is bijzonder moeilijk om af te zien van onze eigen werken want wij blijven er zo gemakkelijk aan hangen en zijn steeds weer geneigd te denken dat het genoeg is als wij slechts onze taak in heilige plichten doen. Hoe zullen wij onze harten ervan aftrekken?
Om deze vraag te beantwoorden, zo laat mij u twee dingen aanwijzen.
- A. Eerst zal ik de middelen tonen waardoor wij moeten bevinden dat het hopeloos is om op deze dingen te rusten
- B. Ten tweede zal ik aantonen wanneer het hart waarlijk is gebracht tot het wanhopen aan alle succes in de plichten
A. De middelen waardoor wij zien dat het vergeefs is om enige zaligheid van de plichten te verwachten zijn voornamelijk vier en ik zal die enigszins uitvoerig verhandelen omdat hier, zo ik mij niet bedrieg, het voornaamste struikelblok voor een Christen ligt. Hier blijkt de wortel van de ouden Adam: wij willen onszelf niet verlaten.
11.1 Het eerste middel
Overweeg eens ernstig bij uzelf de onuitsprekelijke ellende van uw natuurstaat. Indien u die maar kunt doorzien, zij zal u leren hoe ijdel het is om enige hulp van uzelf te verwachten. Tracht de diepte van uw eigen ellende door uw zonden te zien. Dat u door eigen schuld verzonken bent in zo’n een poel van ellende. Dat u zo diep gezonden bent dat al de middelen onder de hemel zullen tekortschieten om u te redden tenzij de Heere Jezus van de hemel nederkomt in Zijn oneindige kracht om uw ziel uit deze ellende te rukken. U ligt in uw ellende en zult daarin onherroepelijk voor eeuwig vergaan als God u niet in genade te hulp komt.
“U ligt in uw ellende en zult daarin onherroepelijk voor eeuwig vergaan als God u niet in genade te hulp komt.”
Nu, opdat ik de hoogmoed van ieder ellendig zondaar neerwerpen mocht, laat mij toe dat ik de diepte van uw ellende ontdek in deze vier trappen.
Eerste trap: let er op dat u van nature geheel beroofd zijt van alle bekwaamheid die God eens aan u gaf om Hem te dienen. Al wat uit vlees geboren is, dat is vlees, zegt de Zaligmaker in Johannes 3 vers 6. Daarom zegt de Apostel in Romeinen 7 vers 18: Ik weet, dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont. Alle mensen zijn dus van nature vlees. Zie deze vreselijke waarheid eens onder ogen: nooit was er in uw hart één goede gedachte. Nooit heeft u één goede daad gedaan. In u woont geen geestelijk goed. Daar mag dan zedelijk goed in ons zijn, maar al zijn wij zedelijk nog zo goed, zo deugen wij toch geestelijk niet. Hoe u uzelf ook oppronkt en meent iets te zijn, zo is er toch niet het minste geestelijk goed in u, tenzij God uw hart bewerkt. Wat u ook gedacht of gedaan hebt, het is voor God alles ijdel.
De tweede trap: u bent niet alleen beroofd van alle geestelijke bekwaamheid. U bent dood in zonden en misdaden volgens Efeze 2 vers 1. Een mens is geheel bezet met een lichaam vol verdorvenheid. Het zaad van alle gruwelen is door de gehele mens verspreid en het verzuurt de gehele massa van het lichaam en de ziel. Menigmaal leest u deze manier van spreken in de Schrift maar u begrijpt het niet. Het is zoals het met een dood lichaam is wat beroofd is van de ziel. Er komt een ongevoeligheid in en daarna groeit er allerlei schadelijks en allerlei vuil in dat lichaam. Daarom moet het begraven worden en zal het niet meer levend worden. Zo is het ook met de ziel die beroofd is van de heerlijke tegenwoordigheid van Gods Geest en van de genade die Adam in de staat der rechtheid had. Want wat de ziel is voor het natuurlijk lichaam, dat is de genade van Gods Geest voor de ziel. Als de ziel van Gods Geest beroofd is komt er op het hart over de mens een ongevoeligheid, allerlei verderfelijke lusten komen in overvloed in de ziel en nemen er bezit van. Het vuil gaat regeren in het hart en het wordt gevoed door de zondige handel en wandel. Er is niets wat in Gods neusgaten meer stinkt dan de geur van een natuurlijk mens in zijn zonden liggend.
“Er is niets wat in Gods neusgaten meer stinkt dan de geur van een natuurlijk mens in zijn zonden liggend.”
De werken van een dode zondaar bestaan uit verroting, het verspreiden van stank en vertering. Zo zijn al de werken van een natuurlijk mens dode werken. Al de gebeden van een goddeloze zijn een gruwel voor de Heere. Als u slechts ‘het Gebed des Heeren’ kunt opzeggen, zo meent u, dan zal dat toch wel aangenaam zijn voor God. Maar omdat het uit uw verdorven hart voortkomt zo is het een dood en walgelijk gebed in de neusgaten des Almachtigen zoals de wijze koning Salomo zegt in Spreuken 28 vers 9: Die zijn oor afwendt van de wet te horen, dies gebed zelfs zal een gruwel zijn. De gebeden van een dronkaard, van een overspeler en van een lasteraar zijn een gruwel voor de Heere. Hij kan ze niet verdragen. Het zijn onsmakelijke, dode, stinkende gebeden waar de God des hemels van gruwt.
Ik wenste dat u hiervan overtuigd was en zo bij uzelf zou spreken: dit is inderdaad mijn staat, want hoevele genadige bevelen heb ik klein geacht en versmaad en hoe vele geboden heb ik onder mijn voeten vertreden? Daarom zijn zelfs mijn beste gebeden de Heere een gruwel en als mijn gebeden zoodanig zijn, wat is dan mijn persoon en wat zijn al mijn zondige lusten? Ziet wat wij doen met een dode: wij mogen hem beklagen en hem begraven, maar wij kunnen hem niet levend maken. Zo mogen wij ons ontfermen over een ellendigen dronkaard en voor hem bidden en hem begraven met tranen, maar wij kunnen hem niet behouden. Al de middelen in de wereld zullen een ziel niet behouden als de grote kracht van de Heere van de hemel niet komt en het hart bewerkt.
De derde trap: Het vonnis van de verdoemenis is alreeds over u geveld en u staat al met een voet in het graf. Er staat: die niet gelooft, is alrede veroordeeld. Christus zegt niet: die kan veroordeeld worden. Maar het vonnis is al geveld over de ziel. Als zijn hart nooit oprecht verbroken word en hij nooit gewillig gemaakt wordt om van zichzelf te scheiden en tot Christus te gaan dan blijft hij eeuwig verloren.
“Het vonnis is al geveld over de ziel. Als zijn hart nooit oprecht verbroken word en hij nooit gewillig gemaakt wordt om van zichzelf te scheiden en tot Christus te gaan dan blijft hij eeuwig verloren.”
Elk natuurlijk mens is een ongelovige en daarom ligt hij onder het vonnis van de verdoemenis. Zodat, tenzij het de Heere belieft zijn ogen te openen en zijn hart te breken en hem uit die staat te trekken, hij op het punt staat te vergaan en voor eeuwig naar de hel te varen.
De vierde en laatste trap: De zondaar is dus beroofd van alle geestelijk goed en dood in de zonde. Hij ligt dus onder het vonnis van de verdoemenis. Dit was al genoeg om onze harten laag voor de Heere te doen buigen. U hebt nu gezien dat u van nature ligt in de put. Maar wilt u hem in de afgrond zien zinken om nog nader overtuigd te worden?
Ik spreek niet graag het ergste, ja, ik zou het niet durven als Christus niet zelf zo had gesproken. Hoor dan, wat Hij zegt in Johannes 6 vers 70: Heb ik u niet twaalf uitverkoren? en één uit u is een duivel. Wie was dat? Dat was Judas. Judas was een dood mens, een verdoemd mens en nog een duivel daarbij. Wel, wat deed hij? En wat zal er worden van zulk een verloren schepsel? Van Judas staat dat de duivel het in zijn hart gaf om Christus te verraden. Dit kwam voort uit uit een gierig karakter, om geld te krijgen. Er staat in Johannes 13 vers 27: en de Satan voer in Judas. Zo kroop de duivel in zijn verstand en blies hij in zijn hart om hem aan te zetten tot het bedenken van een weg om Christus te doden. Ja, de duivel voer in Judas. Niet door lichamelijk bezit van hem te nemen, maar door een geestelijke overheersing die de duivel over Judas uitoefende om zijn Meester te verraden. Dit is niet alleen de staat van Judas, maar dit is de staat van alle mensen van nature. Want zoals er staat van de Apostelen dat zij werden vervuld met de Geest Gods, en zoals er staat van alle gezonde Christenen dat zij worden geleid door de Geest Gods, zo worden de goddelozen daarentegen geleid door de geest des duivels dewelke werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid volgens Efeze 2 vers 2.
“Zoals er staat van de Apostelen dat zij werden vervuld met de Geest Gods, en zoals er staat van alle gezonde Christenen dat zij worden geleid door de Geest Gods, zo worden de goddelozen daarentegen geleid door de geest des duivels.”
De duivel werpt goddeloze gedachten in hun harten en voert hen tot het bedrijven van die zonden, die vantevoren had ingegeven. De duivel heerst in hen. Hij spreekt door hun tongen en werkt door hun handen. Hij denkt en begeert door hun gemoed en wandelt door hun voeten. De duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen zegt de Heere in de Openbaring van Johannes (hoofdstuk 2 vers 10). Alle mensen zijn van nature onder de macht van de Satan en daarom was de Apostel Paulus gezonden om het Evangelie te prediken opdat hij de mensen mocht bekeren van de macht des Satans tot God (Handelingen 26 vers 18).
Welnu, u meent goede mensen te zijn die het Woord en de genade Gods kunt versmaden en zijn dienaars mishandelen, maar helaas! de duivel heeft u in zijn macht. Zoals het is met een dood schaap: al de raven in het land pikken er in en allerlei vuil gedierte kruipt er op, zo is ook ieder natuurlijk, vleselijk mens. Een menigte duivelen, als zo vele raven en gieren, komen zich neerzetten op het hart van zulk een ellendig schepsel en allerlei snode lusten kruipen, weiden en onderhouden zich er in.
Welnu broeders! denk hieraan met de grootste ernst: het is beter het nu te weten dan wanneer er geen middel meer is. Meent u dat een paar flauwe gebeden, wat luie wensen en een beetje schrik in het hart een dode kan rukken uit het graf van zijn zonden en een verdoemde ziel kan ophalen uit de put der hel en de natuur van een duivel kan veranderen in een heilige? Nee, dit is onmogelijk!
“Meent u dat een paar flauwe gebeden, wat luie wensen en een beetje schrik in het hart een dode kan rukken uit het graf van zijn zonden en een verdoemde ziel kan ophalen uit de put der hel en de natuur van een duivel kan veranderen in een heilige?”
Weet dat het werk der verlossing groter is dan dat van uw schepping. Als u niet naar Christus gaat is geen hulp of redding voor u. Wij kunnen ons ontfermen over ellendige dronkaards en bedroefd over hen zijn maar wij zijn even bekwaam om werelden te maken en de hel in stukken te breken als een arme ziel uit de klauwen van de duivel te rukken. Werd dit goed overdacht, het zou alle vleselijke inbeeldingen van een menigte mensen vernietigen, die denken dat het niets is om een duivel te veranderen in een heilige.
11.2 Het tweede middel
Let nu ernstig op de zwakheid, machteloosheid en ledigheid van alle middelen die wij aanwenden en van alle plichten die we doen. Dit is ook een voldoende beweegreden om een arm en verslagen zondaar te overtuigen om niet te leunen op een gebroken rietstaf die hem zal bedriegen als hij hulp nodig heeft. Daarom: aangezien deze behulpsels ons niet helpen kunnen, laat ons dan onze harten aftrekken van het steunen daarop.
Dit is een zaak van groot gewicht want de ziel die zo over de zonde verbroken is heeft hoge gedachten van de heilige plichten. Ja, de ziel hangt alle hoop van het eeuwige leven aan datgene wat zij heeft en kan doen. Kom tot een arm verslagen zondaar en spreek hem van zijn zonden, waaraan hij schuldig staat, let er op, wat hij antwoordt: Ik beken, zegt hij, dat ik zo en zo geweest ben. Maar het is nu echt veranderd. Ik begeef mij niet meer tot mijn zonden en ik heb al die snode praktijken verbeterd. Ja, de Heere weet dat mijn verdorvenheden mij hete tranen gekost hebben. Mijn hart is daar zeer mee gekweld geweest. Ik hoop dat ik mijn hel hier gehad heb en hiernamaals geen hel meer hebben zal.
Maar helaas arme mens! Is dit de hoop, die uw hart ondersteunt en is dit al de grond, waarop u vertrouwt? Het is goed, dat u berouw hebt en uw wegen reformeert en verbetert en de Heere zij gedankt voor hetgeen Hij u heeft doen betrachten, maar dit moet ik u zeggen: als uw boetvaardigheid en verbetering al uw hoop is en u daarop steunt, zoals de Joden deden op hun wettische gerechtigheid dan zal uw ziel zal eeuwig omkomen, als u niet verder naar hulp omziet.
“Maar dit moet ik u zeggen: als uw boetvaardigheid en verbetering al uw hoop is en u daarop steunt, zoals de Joden deden op hun wettische gerechtigheid dan zal uw ziel zal eeuwig omkomen.”
Want door dit alles kunt u voor God niet aangenaam zijn en zult u nooit enige voldoening geven aan Gods gerechtigheid.
Ik zal u nu in vijf bijzonderheden tekenen waarom uw voorrechten en plichten u niet zullen kunnen helpen:
Ten eerste:
U kunt niet doen wat God van u eist. Ook niet in alles waarover u roemt. U hebt een hard hart en kunt uzelf niet bekeren. Als u dan meent te kunnen doen wat God vereist waarom breekt u uw harde hart dan niet? Het is een hart, dat geen berouw kan hebben: Gods heiligen bevinden dit, want al zien zij hun zonden, nochtans willen hun harten niet breken. U bent even bekwaam om rotstenen in stukken te breken, als om uw harde hart te breken. Het goede, dat ik wil, zegt Paulus, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik (Romeinen 7 vers 19). De Kerk klaagt hierover en zegt: Waarom zijn onze harten hard, dat ze U niet vrezen?
Ten tweede:
U bent menigmaal niet zorgvuldig genoeg om te doen datgene wat u kunt. Soms laat u goede gelegenheden voorbij gaan en als u de gelegenheden waarneemt dan doet u dat vaak slordig en door sleur. Al zou God de macht en bekwaamheden in u gelegd hebben, om uw heilige plichten te verrichten dan laat u die toch nog schandelijk voorbij gaan.
“Al zou God de macht en bekwaamheden in u gelegd hebben, om uw heilige plichten te verrichten dan laat u die toch nog schandelijk voorbij gaan.”
Wij struikelen allen in vele, zegt de Apostel Jacobus in hoofdstuk 3 vers 2. En de Profeet Jesaja zegt: er is niemand, die Uw Naam aanroept, die zich opwekt, dat hij U aangrijpe (Jesaja 64 vers 7). Ook de wijze maagden sliepen allen volgens het evangelie naar de beschrijving vna Mattheüs (Hoofdstuk 25 vers 5). Dit gebeurt zelfs diegenen die het meest van de Heere bemind zijn. Vergaat het u beter?
Ten derde.
Doe wat u kunt in het beste van al uw plichten! Als u gekomen bent tot de hoogste trap van heiligheid en als u gekomen bent tot de vurigste gebeden die u ooit deed. Ja, als u het meest verslagen hart hebt bereikt dan zeg ik u dat zelfs in het beste van al deze plichten steeds enige onvolmaaktheid is en God daarom met recht in toorn op u mag neerzien.
Welnu, oordeelt nu zelf: kan de plicht u behouden waarin op zichzelf al genoeg is om u te verdoemen? Dat is onmogelijk. In het beste van uw plichten is genoeg om God in toorn op u te doen zien. Daarmo moest zelfs de Priester in het Oude Testament, die de offerande moest doen, een offer brengen voor de zonde van zijn offeren (Hebreeën 7 vers 27). Daar zien wij het bewijs dat zelfs in de heiligste dienst die ooit een dienaar Gode opoffert, zelfs al doet hij dat met de grootste zorgvuldigheid die hij ooit gebruikte, nog onvolmaaktheid is die maakt dat hij een offerande moest brengen voor zijn offeren.
“Daar zien wij het bewijs dat zelfs in de heiligste dienst die ooit een dienaar Gode opoffert, zelfs al doet hij dat met de grootste zorgvuldigheid die hij ooit gebruikte, nog onvolmaaktheid is die maakt dat hij een offerande moest brengen voor zijn offeren.”
U denkt er misschien maar weinig aan dat God het recht heeft om u te verdoemen vanwege uw gebeden. U weg te werpen vanwege uw gebruik van de sacramenten of enige andere plicht. Maar ik zal u dat duidelijk tonen. Want dit is een algemene regel: wij geloven allen ten dele, wij kennen ten dele en wij beminnen ten dele. Al zijn onze harten vernieuwd, zo zijn ze maar ten dele vernieuwd. Daar is enige haat met onze liefde vermengd. Er is enig ongeloof met ons geloof gemengd en er is enige onkunde met onze kennis vermengd zoals de Apostel zegt in Galaten 5 vers 17: Het vlees begeert tegen de Geest en de Geest tegen het vlees en die twee staan tegen elkander. Daar is nog zoveel verdorvenheid in u zodat als u het goede wilt doen u het niet met die volvaardigheid kunt doen waarmee u het behoort te doen. U kunt het niet doen met al de krachten van uw hart.
De Wet daarentegen eist dat wij de Heere zullen liefhebben met ons ganse hart en met al onze krachten. Wij mogen daarin niets achterhouden. Maar helaas, in al onze gebeden, horen en lezen van Gods Woord is ons vlees vermengt. Het vlees wat tegen de Geest opstaat en verdorven is, zodat wij onbekwaam zijn om enigen plicht te doen zoals God die van ons eist. Hoe afkerig zijn wij dan ook ten diepste van de plichten. Hoe snel zijn we er vermoeid in. Wat zoeken we veel onszelf terwijl we ze verrichten. Werkelijk, u weet niets als u dit niet weet. Maar of u het weet of niet weet, het is zo. Er is veel verdorvenheid in u die het werk des Geestes tegenstaat en dwarsboomt en daarom hebt u nodig dat u bidt om om berouw van uw berouw en om vergeving van al uw gebeden om vergeving.
“Er is veel verdorvenheid in u die het werk des Geestes tegenstaat en dwarsboomt en daarom hebt u nodig dat u bidt om om berouw van uw berouw en om vergeving van al uw gebeden om vergeving.”
En als u meent dat u berouw zult kunnen tonen. Meent u genoegzaam te kunnen verbeteren. Te kunnen horen, bidden en dergelijke dingen meer, zo zeg ik u: al is het prijzenswaardig te bidden, te horen, enzovoorts, toch is er zóveel zonden in al deze dingen dat God in nauwkeurige gerechtigheid mag vervloeken alles wat u doet en gericht mag oefenen over alles wat u doet. Daarom kunnen deze u niet behouden. Bedenkt, dat u in al uw heiligmaking een Zaligmaker nodig hebt.
Ten vierde.
Gesteld (hoewel ik geloof dat het niet kan) dat, nadat God de ogen van een mens geopend heeft en zijn hart verbroken, zodat hij nooit de minste zonde nog deed en nooit enig gebrek in zijn heilige plichten meer had. Hoewel dit onmogelijk is, maar beeldt het u maar in dat het zo is. Stel dat hij na zijn bekering nooit meer zondigde, dan was het nog de zonde van zijn natuur die hij met zich in de wereld gebracht heeft die hem zou meeslepen om voor eeuwig te worden verstoten. Onze bekering en de nauwkeurigste verrichting van onze plichten is een plicht die wij gehouden zijn te doen. Maar het doen van datgene wat wij schuldig zijn om te doen kan nooit voldoen voor datgene wat we in het verleden verkeerd hebben gedaan. Welnu, onze bekering van de zonde en onze verbetering is een plicht die het Evangelie eist en daarom zal ons gehoorzamen hiervan (al was het volmaakt) nooit kunnen voldoen voor datgene wat kwalijk gedaan is vóór onze bekering.
“Onze bekering van de zonde en onze verbetering is een plicht die het Evangelie eist en daarom zal ons gehoorzamen hiervan (al was het volmaakt) nooit kunnen voldoen voor datgene wat kwalijk gedaan is vóór onze bekering.”
Het is hiermee als met een pachter, die bij zijn landheer honderden euro’s achterloopt met zijn huursom. Als hij vanaf nu zijn pacht iedere maand netjes zal voldoen, zal hij daarmee zijn schuld uit het verleden betalen?
Zo is het ook met uw arme ziel. Laat het zo zijn dat hij na al de schulden die hij bij God gemaakt heeft, na al de verachting van God, na alle hoogmoed en hardigheid van het hart, door God wordt gebracht tot een verbroken hart en een droefheid over deze zonden. Zult u dan voor de Heere komen en zeggen: Heere, ik heb mij bekeerd van mijn vorige zonden en nu hoop ik dat Uw gerechtigheid voldaan is en alle rekeningen tussen U en mij vereffend zijn?
De Heere zou antwoorden: het Is waar, u bekeert en verbetert u en het evangelie eist het van u, maar wie betaalt de vorige duizenden zonden? Wie voldoet voor uw oude dronkenschap, voor uw vroegere hoogmoed en hardnekkigheid? Wie betaald de schuld van al uw zorgeloosheid en verachting van God en Zijn genade? Wie voldoet voor al uw lasteringen, uw verzuimen van uw heilige plichten en dergelijke zonden meer? De Heere mag met recht uw ziel in het eeuwig verderf storten. Onze bekering en verbetering is een plicht die de Heere uit kracht van het Evangelie van ons eist, maar het is de betaling niet van de oude schuld. Want indien wij ons niet bekeren zo staan wij schuldig aan overtreding van het evangelie en zo moeten wij ook nog voor die zonden voldoen. De verbreking van de wet is zonde en het loon der zonde is de dood.
“Let er op! De bezoldiging der zonde is niet bekering of verbetering, maar het is de dood. Zo zal dan de bekering niet voldoen voor de zonden, nee, nee, de bezoldiging die voor de mens zijn zonden moet betaald worden is de dood.”
Let er op! De bezoldiging der zonde is niet bekering of verbetering, maar het is de dood. Zo zal dan de bekering niet voldoen voor de zonden, nee, nee, de bezoldiging die voor de mens zijn zonden moet betaald worden is de dood, gelijk de Heere sprak in Genesis 2 vers 17: Ten dage als u van de verboden vrucht eet, zult u de dood sterven. En daarom zegt de Apostel in Galaten 3 vers 10: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al wat geschreven is in het boek der Wet, om dat te doen.
Bekering is alleen een werk van het Evangelie om onze harten weer in orde te stellen, maar voor de verbreking van de Wet moet voldoening geschieden. Zodat, wanneer wij gezondigd hebben tegen de Heere en Zijn gerechtigheid verongelijkt hebben, wij of zelf moeten sterven of een ander voor ons.
“Zo is er dan geen voldoening te geven aan God door iets wat wij kunnen doen maar wij moeten onze toevlucht nemen tot de Zaligmaker die alleen Gods toorn voor onze zonden voldoen kan.”
Zo is er dan geen voldoening te geven aan God door iets wat wij kunnen doen maar wij moeten onze toevlucht nemen tot de Zaligmaker die alleen Gods toorn voor onze zonden voldoen kan.
Ten vijfde:
Zoals een zondaar geheel onmachtig is om zich in een goede staat te brengen door al de middelen die hij kan gebruiken, zo is hij ook niet bekwaam om zich staande te houden en zich in de toekomst in een goede weg te houden als hij er in gebracht is. Daarom: zoals het nodig is om een Zaligmaker te hebben om onze zonde te vergeven, zo is het net zo nodig om een Zaligmaker te hebben die ons in die staat der genade doet volharden. Toen de Heere in Zijn goedertierenheid aan Adam in de staat der rechtheid volmaakte heiligheid en gerechtigheid had gegeven, zodat hij bekwaam was om de Wet te houden en gunst voor zich te verwerven, toen viel Adam en bracht al zijn goed door. Evenzo zouden wij, als wij onze weg recht moesten houden in eigen kracht alles binnen de kortste tijd weer doorbrengen en voor eeuwig geruïneerd zijn, als God ons aan ons zelf overliet.
Als Adam, die geen zonde had, zich niet in die zalige staat kon houden hoe zullen wij dat dan kunnen die zo veel verdorvenheid in ons hebben? Zo is het dan niet alleen nodig dat wij tot Christus gaan om de genade van vergeving, maar wij moeten ook tot Hem gaan opdat hij onze genade staande houde en onze harten hier in een goede gestalte bewaart en opdat hij ons voor eeuwig in Zijn koninkrijk zou brengen.
“Zo is het dan niet alleen nodig dat wij tot Christus gaan om de genade van vergeving, maar wij moeten ook tot Hem gaan opdat hij onze genade staande houde en onze harten hier in een goede gestalte bewaart en opdat hij ons voor eeuwig in Zijn koninkrijk zou brengen.”
Toen Adam al zijn goed had doorgebracht en bankroet gegaan was, zo wilde de Heere hem weer oprichten, maar Hij wilde het kapitaal niet weer in zijn handen geven. Daarom stelde Hij het in de handen van Christus. Het is als met iemand die zijn kind een erfdeel geeft wat dat kind in korte tijd geheel doorbrengt. De vader wil hem wel weer helpen maar niet meer door het weer in de handen van die zoon te leggen, maar door het nodige in de handen van de ene of andere vriend te leggen zodat deze man zijn zoon zou kunnen voorzien van het nodige onderhoud als hij daarom zou komen. Zodat die zoon wel verzekerd is van al het nodige, maar niet de gelegenheid meer heeft om het opnieuw door te brengen.
“Omdat wij al de wijsheid, heiligheid en gerechtigheid die God aan Adam en in hem aan ons allen gaf verkwist hebben, daarom wil de Heere het kapitaal der genade niet opnieuw in onze handen leggen maar Hij heeft het in de handen van Christus gegeven.”
Zo is het ook met de Heere, onze Hemelse Vader: omdat wij al de wijsheid, heiligheid en gerechtigheid die God aan Adam en in hem aan ons allen gaf verkwist hebben, daarom wil de Heere het kapitaal der genade niet opnieuw in onze handen leggen maar Hij heeft het in de handen van Christus gegeven en wil dat wij van Christus zullen afhankelijk zijn om ieder kruimeltje van genade, ja zelfs om de wil tot het doen van enig goed.
Wij moeten tot Hem gaan smekend of Hij het werk der genade in ons bewaren en onderhouden wil. En onuitsprekelijk gelukkig zijn wij dat het zo is. Want had de Heere de duivel en ons samen laten begaan, dan was alles weg geweest. De Heere Jezus geeft én behoudt genade. Hij helpt ons in de genade volharden en doet ons in deze weg komen tot het einde van onze hoop, namelijk de zaligheid onzer zielen.
“Och! ziet dan op tot de Heere Jezus Christus en zeg: O, het is een gezegende weldadigheid en genade dat, wanneer mijn hart trots, ijdel, los en dwaas is, ik dan tot de Fontein der genade mag gaan om nederigheid en genade.”
Och! ziet dan op tot de Heere Jezus Christus en zeg: O, het is een gezegende weldadigheid en genade dat, wanneer mijn hart trots, ijdel, los en dwaas is, ik dan tot de Fontein der genade mag gaan om nederigheid en genade. Wij worden bewaard, zegt de Apostel Petrus (in 1 Petrus 1 vers 5) in de kracht Gods door het geloof, tot de zaligheid. Alsof hij wilde zeggen: Al de machten der hel en der duisternis zijn rondom ons gekomen en al de machten van de wereld en de verdorvenheden van onze eigen harten lokken ons; ondertussen kunnen wij niet bestaan door onze eigen kracht, en daarom hebben wij een Christus van node, opdat wij door Zijn kracht mogen bewaard worden en bekwaam gemaakt worden om iets voor Zijn Naam te lijden en te doen. Opdat Hij ons beware tot de grote dag der afrekening. En de Apostel Johannes zegt in 1 Johannes 4 vers 4: Kinderkens! u zijt uit God, en hebt hen overwonnen, want Hij is meerder, die in u is, dan die in de wereld is. Hij zegt niet: u zijt meerder dan hij, die in de wereld is, maar Hij is meerder, die in u is. En hij zegt niet: Uw nederigheid is groter dan uw hoogmoed en uw geduld is groter dan uw ongeduld en uw liefde is groter dan uw haat, maar hij zegt: de Heere Jezus is groter in ons, om ons bij te staan en te hulp te komen. De Heere Jezus is groter in ons dan dan al de verzoekingen van de duivel en de verdorvenheid van onze harten, die op ons kunnen aankomen om ons te beschadigen of te verhinderen in een Christelijke wandel.
Welnu, meent u dat uw horen bidden en volbrengen van plichten genoeg zal zijn om uw ziel te behouden? Nee, nee, u ben een verloren mens zolang u op uw eigen bodem staat. U mag u zoeken te verbeteren en u moet bidden, maar dit alles zal u niet behouden en het zal niet maken dat uw persoon bij God aangenomen wordt. Evenmin zullen deze plichten uw ziel voor Gods rechterstoel rechtvaardigen: het zijn alle arme, zwakke en kranke middelen.
Want als u niet doen kunt wat God vereist, als u niet doet wat u kunt en als in uw beste werken hoogmoed en hardnekkigheid genoeg is om u te verdoemen, wat zult u dan doen voor Gods gericht? Als u van het gebed opstaat en dan direct weer nodig hebt dat u vergeving ontvangt over de gebreken in uw gebed, hoe zal het dan kunnen betalen? Ja, al zou u alles kunnen doen wat u behoorde te doen na de bekering en dat op de nauwkeurigste en volmaaktste manier, als evenwel dat alles toch niet voldoet voor de zonde die u vóór de bekering bedreven hebt en indien u uw genade niet kunt staande houden in eigen kracht, zo is er dan een absolute noodzakelijkheid die voor u overblijft: naar Christus te gaan om alles.
”Dan zullen zij allen duidelijk belijden en zeggen: Nee, maar wij hebben van een Christus gehoord, die gestorven is en voldaan heeft, die geleden heeft en opgestaan is, die Zijn arme dienstknechten verlost heeft en nog arme zielen uit de hel rukt.”
Vraagt u eens aan uw eigen hart: gebed, zult u mij behouden? Horen, zult u mij verlossen? Vasten en plichten vervullen, zult u mij zalig maken? Dan zullen zij allen duidelijk belijden en zeggen: Nee, maar wij hebben van een Christus gehoord, die gestorven is en voldaan heeft, Die geleden heeft en opgestaan is, die zijn arme dienstknechten verlost heeft en nog arme zielen uit de hel rukt. Hem hebben wij nodig, om onze zonden te vergeven, want helaas! wij kunnen ons zelf niet behouden. Al uw oefeningen zullen tot u zeggen, wat de koning van Israël zei tijdens die grote hongersnood in Samaria (in 2 Koningen 6: 26, 27): En als de Koning op de muur voorbij ging, zo riep een vrouw tot hem zeggende: Help mij, heer Koning! Maar hij zeide: De Heere helpt u niet; waarvan zou ik u helpen? Evenzo smeekt de ziel, als zij door de toorn Gods belegerd is: Och, bidden, horen en sacramenten, help mij toch! Maar ik hoor al deze middelen antwoorden: Helaas! hoe kunnen wij helpen? Immers: u hebt zondig gebeden, het Woord verkeerd gehoord en het sacrament onwaardig ontvangen. Och, laat ons allen ten hemel gaan om een Middelaar! Uitroepend: Goede God! vergeef de zonden van mijn gebeden, van dit horen waarin zoveel ijdelheid en dodigheid was en van het onwaardig gebruik van de sacramenten.
“Och, laat ons allen ten hemel gaan om een Middelaar! Uitroepend: Goede God! vergeef de zonden van mijn gebeden, van dit horen waarin zoveel ijdelheid en dodigheid was en van het onwaardig gebruik van de sacramenten.”
Zo zullen al de middelen, mits goed versaan, u om een Christus naar de hemel zenden en zeggen: Helaas! ik kan u niet behouden, want aan hoeveel geboden bent u ongehoorzaam geweest en hoe veel plichten hebt u verzuimd? Maar zendt daarom tot Christus om vergeving! Wij zijn zwak en machteloos en komen alleen tot het oog en het oor, maar de Heere Jezus moet van de hemel neerkomen en krachtdadig uw ziel goed doen.
U moet tot Christus gaan om het trotse vlees ten onder te brengen en om vergeving te ontvangen voor alles wat niet recht is in u. Als Elisa de mantel van Elia nam, zo zei hij (in 2 Koningen 2 vers 14): waar is de God van Elia? Hij zei niet: waar is de mantel, maar waar is de God van Elia. Al de instellingen Gods zijn maar als de schors van de boom, maar Christus en de beloften zijn de pit. Het hart, het leven en de kracht van alles is alleen in Christus. Ziet dan hoger dan naar al de middelen, want zij roepen allen uit dat er geen hulp is dan alleen in Christus.
11.3 Het derde middel
Het derde middel, om onze harten af te drijven van het leunen en steunen op onze plichten, is dit: wij moeten het onuitsprekelijke gevaar hiervan in aanmerking nemen. Dit gevaar bestaat uit twee bijzonderheden.
Ten eerste
Het vleselijk vertrouwen op hetgeen wij hebben of doen sluit de mens uit van enig deel aan Christus. Hij, die aan deze zonde schuldig staat, onttrekt zich aan de gunst van de Heere en hij wordt onvatbaar voor die genade en voor dat goed wat God geopenbaard heeft in Christus voor arme en ellendige zondaren.
“Want dit is alles wat de Heere van ons vraagt: dat wij onszelf zouden verloochenen en ons geheel werpen op Zijn goedheid en barmhartigheid.”
Want dit is alles wat de Heere van ons vraagt: dat wij onszelf zouden verloochenen en ons geheel werpen op Zijn goedheid en barmhartigheid. De mens die leunt op datgene wat hij doet stelt zich buiten het bereik van al de barmhartigheid en de grote zaligheid die in Jezus Christus is. Christus kwam niet om rechtvaardigen te roepen tot bekering, noch die op zichzelf vertrouwen, noch ook voor hen die menen dat zij zichzelf kunnen behouden, maar hij kwam om zondaars tot bekering te roepen. Om diegenen te roepen die de uiterste machteloosheid in zichzelf zien om zich te behouden in de dag der benauwdheid. Daar is grote zaligheid in Christus en er is een overvloedige verlossing door Hem verdiend. Welnu, u hoort van dit alles en het is alles waar, maar ik moet u zeggen: al, wat Christus gedaan en verdiend heeft, zal u nooit goed doen, zolang u op uzelf rust.
Het rusten op de middelen is de grootste zonde in de wereld. Zie maar eens hoe de apostel zich stelt tegen dit vleselijk vertrouwen in Galaten 5 vers 2 waar hij spreekt tot de Galaten die op hun besnijdenis vertrouwden: Ziet, ik Paulus, ik, niet een enkel mens, maar ik Paulus, die op een buitengewone wijze van de Geest aangeblazen word; ik, die een opdracht van de Heere ontvangen heb; ik een apostel die niet dwaal, ja niet dwalen kan, ik zeg u: zo gij u laat besnijden – dat is, zo u op uw besnijdenis vertrouwt – dat Christus u niet nut zal zijn. Ja, zegt hij, Christus is ijdel geworden voor u die door de Wet gerechtvaardigd wilt worden. Als u leunt op de verdienste van uw gebed dan is Christus u ijdel geworden en u zult nooit enige kracht van de dood van Christus ontvangen. Het bloed van Christus zal dan nooit uw onreine harten reinigen en Zijn besnijdenis zal u nooit levend maken.
“Als u uzelf verzaakt en tot Christus gaat zal niets u verdoemen. Maar als u op uw verbeteringen vertrouwt dan zal al uw reformeren u nooit enig goed doen.”
Hoe ook uw staat of gelegenheid is. Al waren uw zonden nóg zo zwaar. Al had u ze nog zo lang bedreven en al waren ze nog zo groot in getal. Als u uzelf verzaakt en tot Christus gaat zal niets u verdoemen. Maar als u op uw verbeteringen vertrouwt dan zal al uw reformeren u nooit enig goed doen. Het is met de ziel van een arm zondaar net zoals het is met het lichaam van een mens: als het een beetje ziek is kan het gemakkelijk genezen worden, maar als de keel begint te zwellen en de slokdarm toegestopt wordt, zodat er geen eten of geneesmiddel kan ontvangen worden, dan zullen de buren zeggen: hij is ten dode opgeschreven. Al de middelen en ingrepen van wie ook ter wereld kunnen hem geen goed doen want hij kan niets meer tot zich nemen.
Zo is het ook met de ziel. Ze is vervuld met vele verdorvenheden en zondige lusten. En nu is er een afdoende Middel om dit alles te genezen. Als u een dronkaard of overspeler bent, het bloed van Christus kan uw dronken en overspelig hart reinigen. Een aanraken van Christus kan die vloed van bloed genezen, ookal bent u nog zo dood in de zonden en misdaden. De Heere Jezus kan u van dood levend maken maar wanneer uw trotse hart vol eigen bekwaamheid is en u op uzelf wilt steunen, dan kan al de verdienste en genade van Christus u geen goed doen. De slotsom is dan voor u wat Christus tot de Joden zei: u wilt tot Mij niet komen, opdat u het leven moogt hebben (Johannes 5 vers 40). Hij zegt niet: u hebt te veel zonden en kunt niet zalig worden. Maar Hij zegt: u wilt tot Mij niet komen… Met andere woorden: u wilt niet uit uzelf gaan tot de Heere Christus en daarom kunt u geen genade en barmhartigheid uit Zijn Majesteits handen krijgen.
“U wilt niet uit uzelf gaan tot de Heere Christus en daarom kunt u geen genade en barmhartigheid uit Zijn Majesteits handen krijgen.”
Al bent u nóg zo snood en verdorven, indien u tot de Heere Jezus kunt gaan en op Zijn barmhartigheid berusten, dan zou niets tussen u en de Hemel instaan. Maar als u in uzelf blijft dan zal al de genade van Christus u geen goed doen.
Ten tweede
Dit vleselijk vertrouwen maakt een mens onvruchtbaar onder al de middelen die God verleent, zoals de profeet Jeremia zegt (in Jeremia 17 vers 5 en 6): Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt en wiens hart van de Heere afwijkt! Waarom? Wat zal er van Hem komen? De tekst zegt het: Hij zal zijn als de heide in de wildernis, die het niet gevoelt, wanneer het goede komt.
De natuur van de heideplant is zo, dat al valt al de dauw des hemels en al de regen van de wereld er op en al schijnt de zon nóg zo heet, zij zal nooit enige vrucht geven, maar zij blijft onvruchtbaar. Zo is uw ziel die op uw plichten rust en zegt: omdat ik het Woord hoor, bid en de dag des Heeren heilig, daarom moet ik naar de hemel gaan. Ik zeg u: u zult nooit het goede zien door al de genademiddelen als u ze tot oorzaken van uw zaligheid maakt. Dan zullen al de beloften in het evangelie u nooit bevestigen en al de oordelen in de wereld zullen u nooit verschrikken. U zult daarop rustend nooit enige zaligmakende genade door de middelen in u gewerkt krijgen. Dit is de waarheid, dat hij die al de middelen heeft en geen Christus in dat alles nooit de zaligheid daarin zal vinden.
“Dit is de waarheid, dat hij die al de middelen heeft en geen Christus in dat alles nooit de zaligheid daarin zal vinden.”
Daarom: u die op uw bekwaamheden, gaven en plichten rust. Uw hart zal daardoor zó bezet zijn dat de genader er nooit in zal komen opdat God uw consciëntie zou geruststellen. Misschien is een ellendige dronkaard verootmoedigd en bekeerd, maar u die op uzelf steunt staat nog evenals te voren en kunt geen goed krijgen door al de middelen in de wereld. Daarom, zeg tot uzelf: Als dit vleselijk vertrouwen mij van alle genade en barmhartigheid die in Christus is afsnijd. Als ik voor eeuwig verloren ben zonder Christus en zonder genade. Als ik hier in dit leven een arm en zondig schepsel blijf zolang ik daar op rust en hiernamaals voor eeuwig verdoemd zal worden als ik daarvan mijn grond blijf maken. O dan mag ik wel spoedig vaarwel daar tegen zeggen. Alle middelen die ik heb zullen mij nooit goed doen. Och Heere, trek mijn hart dan daarvan af.
11.4 Het vierde middel
Als al de middelen der genade de ziel niet kunnen afbrengen van het steunen op zichzelf. Als ondanks alle terechtwijzingen niets uitwerken, dan trekt God zo’n ziel door zijn eigen verdorvenheden en de Heere handelt met de ziel gelijk een vijand handelt met een kasteel wat hij belegerd heeft. Als de burgers het kasteel niet willen overgeven, zo hongert de vijand hen uit en snijdt hun alle leeftocht af zodat zij uiteindelijk door de honger genoodzaakt worden om zich over te geven. Op welke voorwaarden het ook zij.
“De zondaar die zijn ellendige staat getoond is en toch niet wil komen tot Christus maar uitvluchten voor zichzelf blijft zoeken. Wat doet dan de Heere dan? Dan neemt Hij al de troost uit de midelen weg totdat hij uitgehongerd is door het gemis van Gods gunst.”
Zo is het ook als de Heere een vleselijk gezind hart belegerd heeft. De zondaar die zijn ellendige staat getoond is en toch niet wil komen tot Christus maar uitvluchten voor zichzelf blijft zoeken. Wat doet dan de Heere dan? Dan neemt Hij al de troost uit de midelen weg totdat hij uitgehongerd is door het gemis van Gods gunst. Door dat steeds schreinender wordende gemis wordt hij dan gebogen om zich aan de God des hemels en der aarde over te geven. Zo was het ook met deze verloren zoon: de hele wereld kon hem niet overtuigen. Hij dacht dat hij van zijn eigen deel wel kon leven en zo ging hij heen. Maar toen alle dingen gingen tegenlopen en hij daarin de hele wereld beproefd had of zij hem helpen konden maar hij geen hulp kon krijgen: zo beleed hij uiteindelijk dat het beter was om zich ter beschikking van zijn vader te stellen. En toen zag hij pas recht in dat het huis van zijn vader wonderlijk goed was. En dat de kinderen en dienstknechten in het huis van zijn vader gelukkig waren, want zij hadden overvloed van brood. En zo is hij gedwongen geworden om weder te keren tot zijn vader.
Zo is het ook met vele arme en ellendige zielen. Al de argumenten onder de hemel kunnen hen niet geruststellen en al de middelen in de wereld kunnen hen niet van zichzelf afbrengen. Ookal zeggen wij het hun dagelijks, dat zij geen genade, noch kracht, noch vergeving van zichzelf moeten verwachten, toch mag het niet baten. We spreken deze zielen dan aan: u wilt vrede in uw consciëntie? U wilt vergeving van zonden en een verzekering van Gods liefde tot u hebben? Vanwaar wilt u die hebben? U wilt ze hebben van uw plichten maar het is niet bidden en vrede, noch horen en vrede, maar het is barmhartigheid en vrede (2 Johannes 3) en daarom roepen wij u toe: gaat henen tot de Heere Jezus, opdat u barmhartigheid van Hem mocht verkrijgen. Maar helaas, wij kunnen deze arme mensen niet van zichzelf afbrengen. Zij zouden graag voor zichzelf zorgen. Zij hebben een weinig troost van zichzelf en zeggen: Heere kunnen mijn gebeden, mijn bekommering en mijn vasten de zaligheid niet verdienen?
“Wat doet God dan? Hij zegt tot zo’n een ziel: ga heen en beproef het dan, doe uw best en gebruik al de middelen die u kunt vinden en doe wat u kunt doen. Zie of u uw consciëntie kunt genezen, uw wonden kunt helen en de verdorvenheden van uw hart ten onder kunt brengen met uw gebeden en bekwaamheden.”
Welnu, wat doet God dan? Hij zegt tot zo’n een ziel: ga heen en beproef het dan, doe uw best en gebruik al de middelen die u kunt vinden en doe wat u kunt doen. Zie of u uw consciëntie kunt genezen, uw wonden kunt helen en de verdorvenheden van uw hart ten onder kunt brengen met uw gebeden en bekwaamheden. Maar als de ziel hiervan een proef genomen en zich afgemat en vermoeid heeft zo bevindt ze uiteindelijk dat al de middelen die zij gebruikt haar niet gerust kunnen stellen noch haar consciëntie kunnen troosten.
Nu is de arme zondaar in benauwdheid en door alle pogingen vermoeid geraakt. De Heere wil zijn gebeden niet beantwoorden, aan zijn begeerten niet voldoen en het Woord aan hem niet zegenen tot zijn troost. Uiteindelijk zegt de ziel: ik zie een arm Christen, een mens van geringe bekwaamheid en zwakke gaven en hij is getroost. En een goddeloze dronkaard is getrokken en heeft verzekering van Gods liefde gekregen. De Heere heeft de trotse harten van die en van die gebogen en zij leven getroost en tevreden, maar ik heb geen vrede, noch verzekering van Gods liefde. Maar ik zeg u: het is uw eigen schuld, want de mensen, van wie u gesproken hebt zagen niets in zichzelf en verwachtten niets van zichzelf en daarom gingen zij naar de deur der genade, naar de Heere Jezus Christus, waar overvloed van brood is. Wanneer u ook gewillig geweest was om tot Christus te komen zou u evenzeer getroost geweest zijn.
“Maar ik zeg u: het is uw eigen schuld, want de mensen, van wie u gesproken hebt zagen niets in zichzelf en verwachtten niets van zichzelf en daarom gingen zij naar de deur der genade, naar de Heere Jezus Christus, waar overvloed van brood is. Wanneer u ook gewillig geweest was om tot Christus te komen zou u evenzeer getroost geweest zijn.”
Nu, gaat dan tot de Heere Jezus Christus en zo zeker als God in de hemel is zal de verkwikkende vertroosting tot u komen en de barmhartigheid zal uw zwakke, flauwe geesten verzadigen. U ziet wat de weg is en wat de hulpmiddelen zijn om onze harten af te trekken van op onze plichten te steunen. Daarom, spreekt bij uzelf: Is mijn ellende zó groot? Zijn mijn plichten zó zwak en is mijn vleselijk vertrouwen zó gevaarlijk dat ik eeuwig in de benauwdheid zal blijven wanneer ik op mijzelf blijf steunen? Is nergens anders troost te verkrijgen dan bij de Heere Jezus Christus? Och, Heere! bewerk dan mijn hart om tot Hem te komen.
Recente reacties