10. Opwekking om van eigen heiligheid af te zien

U ziet dat een arm zondaar niets vindt in en niet meer hopen kan op enige zaligmakende hulp van de middelen die hij geniet of van de plichten die hij verricht. Om hiertoe te komen acht God het nodig om onze begeerten tot het kwade aan te wakkeren zodat wij leren om op niets hier beneden meer te rusten. Strijdt dan om tot de kennis van deze hulpeloosheid in onszelf te komen. Het zal u voorbereiden voor de rijkdom van Gods barmhartigheid en de goedheid in Christus Jezus.

Laat ons nu trachten onze harten opgericht te krijgen van onze eigen bodem en laat ons onze eigen gronden neerwerpen die wij gehad hebben in onze goede werken. Ik zeg nogmaals: wij moeten deze plichten niet verzuimen, maar wij mogen er niet op rusten. Wordt dan bewogen om de grond van uw hoop af te trekken van alles wat wij doen en van alle voorrechten die God ons geeft. Laat ons doen wat wij kunnen en moeten doen en desondanks beseffen dat het hiermee niet opgelost is. Als u merkt dat uw hart zich weer richt naar deze hulpeloze steunsels, trek dan uw hart daarvan af zoals de Heere eens deed met het volk van Juda. In hun ellende gingen zij niet tot de Heere, maar zij liepen naar Egypte en naar Sihor. Daarom zei de Heere tot hen in Jeremia 2 vers 18: en nu wat hebt u te doen met de weg van Egypte, om de wateren van Sihor te drinken? Als zij zo zwierven om hulp en redding in de dag van hun ellende, zo riep de Heere hen als het ware achterna: u wilt naar Egypte gaan maar wat hebt u daar te doen? Handel zo ook met uw ziel als u merkt dat uw hart hulp zoekt om buiten Christus het vuur van Gods toorn te ontgaan. U ziet uw zonden en bent ontsteld en om nu alles in vrede te brengen, zo wilt u het Woord horen en bidden en plichten verrichten en zo meent u troost te smeden uit uw eigen winkel. En daarom, zeg het tot uw eigen hart: wat hebt u op deze gebroken rietstaven te leunen? Wat steunt u op uw bidden, horen en belijdenis? Deze, indien ze niet met geloof in Christus verdiensten vergezelschapt gaan zullen u in het stof doen neerzinken en als u er goden van maakt dan zal de Heere ze wegrukken. Judas bad, predikte, hoorde en ont­ving ook de sacramenten en toch is hij nu bij de duivelen in de hel. En tenzij u meer hebt dan hij had, zo zult u niet beter zijn dan hij was en daarom, denkt bij uzelf: wat sta ik toch stil bij mijn plichten? Ik kan er wel door bedrogen maar niet door behouden en getroost worden: daarom zal ik ze wel gebruiken, maar er niet op rusten. Als ik kon opkimmen naar de hemel en spreken tot Abraham, David en Paulus, hun vragende: hoe bent u behouden geworden? Zij zouden allen tot u zeggen: Och, loopt naar de Heere Jezus: Hij is het alleen, die ons behouden heeft en anders waren wij nooit hier gekomen en Hij zal u ook behouden, indien u tot Hem vliedt.

“Och, loopt naar de Heere Jezus: Hij is het alleen, die ons behouden heeft en anders waren wij nooit hier gekomen en Hij zal u ook behouden, indien u tot Hem vliedt.”

Daarom, broeders! brengt uw harten af van deze dingen en droomt niet van enig zaligmakend succes te krijgen door datgene wat u heeft, doet of denkt tenzij u op Christus leunt.