Eerste boek – Hoofdstuk 6 – Om tot God de Schepper te komen is de leiding en de onderwijzing der Schrift nodig.

Hoofdstuk 6, art 1.

Het is duidelijk, de openbaring van God in de schepping en in de schepselen is genoegzaam om ons alle onschuld te benemen maar niet in staat om ons tot God te leiden. Er is iets anders nodig wat daaraan toegevoegd moet worden: de openbaring van God door Zijn woord. Het is een wonder dat de Heere ons Zijn almacht niet alleen voor ogen schildert in de schepping maar ook tot ons spreekt door Zijn Woord. De toevoeging van het Woord is nodig om te komen tot de kennis van wie Hij is die hemel en aarde geschapen heeft. Het gaat in dit hoofdstuk nog niet over de zaligmakende kennis van God in Christus, maar specifiek over het kennen van God als onze Schepper.

Hoofdstuk 6, art 2.

De openbaring van God door Zijn woord is aangevangen door gezichten en aanspraken van de aartsvaderen. Het is buiten twijfel dat zij werden begiftigd met het geloof, waardoor zij geloofden dat Gods woorden waarheid waren. Want God spreekt nooit tot mensen zonder hen daarbij ook het geloof te schenken om de waarheid van het gesprokene te bevestigen. Deze woorden zijn in de eerste tijden mondeling overgedragen, maar op Gods bevel op tafelen geschreven (Mozes), waarna er profetische woorden aan zijn toegevoegd die als uitleggers fungeerden van de wet. Het is buiten twijfel dat niemand ware kennis van God kan verkrijgen uit de natuur alleen (want dan verzandt het in allerlei afgoderij en dwaasheid) maar dat het Woord Gods noodzakelijk daar bij gevoegd moet worden.

Hoofdstuk 6, art 3.

God voorzag dat door de eindeloze geneigdheid van de mens om van alles afgoden te maken, het noodzakelijk was om niet alleen Zichzelf te openbaren in Zijn heerlijke schepping, maar dat het noodzakelijk was om de mens de rechte weg te tonen in Zijn onfeilbaar Woord. Wie dat Woord verlaat zal stranden in allerlei dwaalwegen en talloze vormen van afgoderij.

Hoofdstuk 6, art 4.

De psalmist van psalm 19 geeft hoog op van de prediking die van de schepping uitgaat. Gods eer en heerlijkheid wordt verteld met blijde mond door het uitspansel en het werk van Zijn handen. Maar, de wet des Heeren (dat is het geschreven Woord) is volmaakt, bekerende de ziel en de eenvoudigen wijsheid gevende. Hier zien we duidelijk dat de wet (het Woord) noodzakelijk moet worden toegevoegd aan Gods openbaring in de natuur, tot de rechte godsdienst en de bekering van de ziel.

Ter bestudering, Psalm 19:

1. Een psalm van David, voor den opperzangmeester.
2. De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk.
3. De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap.
4. Geen spraak, en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord.
5. Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent gesteld voor de zon.
6. En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held, om het pad te lopen.
7. Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte.
8. De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende.
9. De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen.