Eerste boek – Hoofdstuk 2 – Wat is het om God te kennen en waartoe dient die kennis?

Hoofdstuk 2, art 1.

De kennis van God moet worden onderscheiden in:

  • Een meer algemene kennis van God als onze Schepper die ons door Zijn macht draagt, ons leven bestuurt en ons door Zijn goedheid onderhoudt, zoals deze kennis overgebleven is na de zondeval;
  • en een kennis van God als onze Vader, onze Verlosser in het aangezicht van Christus en als de Bewerker van onze Zaligheid.

De erkenning dat alle wijsheid, licht, gerechtigheid, macht en kracht enkel en alleen van God afkomstig is, brengt tot ware vroomheid in de onderwerping en verering van Hem in Wie wij zijn en ons bewegen.

Hoofdstuk 2, art 2.

Vele wijsgeren hebben vruchteloos geprobeerd God te leren kennen in wat Hij is (dus het zoeken te doorgronden van het Wezen Gods). Onze roeping is echter om te zoeken Hem te leren kennen in wat God doet en in hoe Hij is. Deze kennis van God moet strekken tot het dienen en eren van Hem. Kennis van God is gebonden aan de grenzen van Zijn openbaring. Dat wil zeggen dat wij niet meer van God kennen kunnen dan Hij aan ons openbaren wil.