Eerste boek – Hoofdstuk 14 – Dat ook bij de schepping van alle dingen de Schrift de ware God door gewisse tekenen onderscheidt van de verzonnen goden.

Hoofdstuk 14, art. 13

Met betrekking tot de leer der duivelen wijst de Schrift ons steeds hierop dat wij vol opmerkzaamheid ons moeten hoeden voor hun listen en lagen. Ten tweede dat wij ons moeten wapenen en toerusten met wapens die krachtig genoeg zijn om deze zeer machtige vijand te verjagen. De Schrift leert ons van de satan een aantal belangrijke dingen:

  • Satan is de overste van deze wereld
  • Satan is een geest die de macht heeft in de lucht
  • Satan is een briesende leeuw

Zorgeloosheid en lafheid laten ons door de satan overmeesteren. Omdat wij zelf zo zwak en onbekwaam zijn moeten wij steeds Gods hulp inroepen omdat Hij alleen de middelen kan geven tot overwinning.

Hoofdstuk 14, art. 14

Zoals Christus het Hoofd van Zijn Kerk, is en Zijn Kerk uit vele onderdanen bestaat, zo is de duivel het hoofd van zijn kerk en hij heeft ook vele duivelse engelen. Wij strijden dus niet tegen één enkele vijand maar tegen een legioen duivelen.

Hoofdstuk 14, art. 15

Het hoogste doel van de satan is om Gods eer uit te doven. Omdat wij als Christen juist Gods eer zoeken te verhogen vormt dit een onverzoenlijke oorlog. Satan is een mensenmoorder en leugenaar van den beginne. Hij strijd altijd met de leugen tegen de waarheid, met duisternis tegen het licht en met haat tegen de liefde.

Hoofdstuk 14, art. 16

De kwade natuur van satan is niet hoe hij geschapen is. Hij is zo geworden door bederf van het goede. Duivelen waren engelen Gods. Zij hebben hun woonstede Gods verlaten en zijn daardoor werktuigen van het verderf geworden.

Hoofdstuk 14, art. 17

Hoewel God een twist met satan heeft, blijft staan dat de duivel zonder Gods toestemming niets kan doen (denk aan Job). Daarom wordt de boze geest soms een boze geest des Heeren genoemd in de zin van de toelating. Of satan wordt door God gebruikt om zonden te straffen. Zo wordt de satan als middel gebruikt onder kan de satan onder Gods toelating het kwade werken werkt.

De satan is zo vol van wrok en haat dat hij voortdurend zoekt naar manieren om God te tarten. Maar hij is zo gebonden door God, dat hij steeds in het kwade van zijn voornemen, onder Gods toelating, de wil van God doet.

Hoofdstuk 14, art. 18

In het leven van de gelovigen wil de Heere de duivel soms toelaten om hen te belagen. Dit om hen in het geloof te oefenen. Het wonderlijke is dat de satan meent God en Zijn volk te benadelen, maar hij is daarin onbedoeld God en Zijn volk tot dienst omdat zij gelouterd uit het vuur der beproeving komen en daarna nog heerlijker schitteren tot eer van God. Paulus bekent dat hem een engel des satans GEGEVEN is die hem met vuisten sloeg opdat hij zich niet zou verheffen. (2 Korinthe 12: 7). De gelovigen worden zo wel geoefend door de strijd maar zullen nooit ten onder gaan in deze strijd.

Hoofdstuk 14, art. 19

Het is volstrekt onnodig om veel woorden te gebruiken om aan te tonen dat de dwaallichten, die menen dat de duivelen niet wezenlijk en in persoon bestaan, de Schrift tegen zich hebben. Zeker in de rondwandeling op aarde van Christus kwam de vorst der duisternis in allerlei vormen openbaar. Denk aan bijvoorbeeld de bezetene van Gardara.

Hoofdstuk 14, art. 20-21

Het is een van de kenmerken van een waar geloof dat wij beginnen om Gods handelingen op te merken. Wij leren in alle dingen die tot ons komen in vrome overdenking te zoeken naar Gods bedoeling voor ons. Het is Gods wil dat wij Zijn schepping doorzoeken en overdenken om daarin Zijn onmetelijke wijsheid, macht, rechtvaardigheid en goedheid te mogen ontdekken.

Hoofdstuk 14, art. 22

Wat ons geloof nog meer moet opwekken is de waarheid dat God alles bestemd heeft ons ten goede en tot ons heil. Al dit goede moet ons opwekken om op Hem te vertrouwen, Hem aan te roepen en Hem te loven en beminnen.