Rom. 6: 23 Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere.

  1. Geliefden zonder een levendig gevoel van uwe zonden, zonder de zware belasting en verslagenheid van hart, ja zonder dat u van de zonden krank geworden bent, zult u tot Christus niet vluchten om rust en genezing. U moet zich leren kennen als een dode, eer u tot Christus wilt komen, opdat u het leven mogt vinden in Hem.

Tracht daarom alle uwe zonden in orde voor u te stellen. Zijt niet bevreesd om op dezelve te zien ; maar laat vanmorgen uw geest naarstig onderzoeken. Onderzoekt uw hart en uw leven. Treedt in een ernstige onderzoeking van u zelven, in al uwe wegen, opdat gij ten vollen mocht ontdekken hoe het is. Maar o, roep de hulp van Gods Geest in, uit een gevoelen van uw eigen onbekwaamheid daartoe ; want het is het eigen werk vanden Geest, de wereld te overtuigen van zonde.

Houdt niet op te strijden met God en uw eigen geweten, totdat gij komt tot de uitroep van de verlichte stokbewaarder: Wat moet ik doen, opdat ik zalig worden ?

Tot dit einde, overdenkt allereerst: De talrijkheid van uwe zonden. Davids hart bezweek wanneer hij hieraan dacht en bedacht dat hij meer zonden had, dan haren op zijn hoofd. Dit deed hem de veelheid van Gods tedere barmhartigheden aanroepen: Zijt mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid. Een walgelijk dood lichaam kan niet meer krioelen van, stinkende wormen, dan een ongeheiligde ziel van vuile lusten krioelt.

Ziet eens achterwaarts gemeente? Waar was ooit de plaats waar gij niet zondigde? Waar was ooit de tijd waarop gij niet zondigde? Beziet u inwendig, welk deel of kracht kunt gij in uw ziel of lichaam vinden, zonder dat het door de zonde vergiftigd is? Welke plicht hebt ge ooit gedaan waar niet het zondegif in meekwam? Ach, hoe groot is de som van uwe schulden, hoe lang is die al opgelopen, zonder dat gij de minste kwadrant-penning daarvan hebt kunnen afdoen?

Beziet de zonde van uw natuur en de zonde van uw leven, herinnert u uwe nalatingen, uwe overtredingen, de zonde van uwe gedachten, van uwe woorden en werken ; de zonden van uw leven, van uwe jonge jaren en wat dies meer is; leest de geloofwaardige aanteekeningen van uw geweten zorgvuldig, want de boeken van uw geweten moeten toch vroeg of laat geopend worden,

Overdenkt de zwaarte van uw zonden, omdat zij zijn de grote vijanden van den God en van uw leven. De zonde is tegen het leven van uw ziel. Met één woord: De zonde is de openbare vijand van het gansche mensdom. 0 wat heeft de zonde al in de wereld gebracht? Het is die vijand die den dood ingebracht heeft, die den mensch gerooft en in slavernij gebragt heeft,  die de Engelen die gezondigd hebben, in de hel geworpen heeft, ja, dit is de vijand die de schepping onderste boven gekeerd heeft en die tweedracht gezaaid heeft tussen de mensch en dier, tusschen den eenen mensch en den anderen, ja tusschen den mensch en zichzelve en wat het ergste van alles is: tusschen God en den mensch, makende den gevallen zondaar hatelijk bij God. Ja deze vijand maakte de mens een hater van God.

O mensch! hoe kunt gij de zonde zoo ligt achten ? Dit is de verrader die het bloed deed vloeien van Gods Zoon, die Hem verkocht, bespotte, geselde; in het aangezicht spoog, de handen doorgraafde, zijn zijde doorstak, zijne ziel drukte, zijn lichaam verbrak en die niet ophield voor dat hij Hem had gebonden, veroordeeld, aan het kruis genageld, en Hem openlijk had te schande gemaakt.

Dit is dat dodelijke vergift, zoo magtig van werking, dat één droppel daarvan gestort op den wortel van het mensdom, de ganse stam te gelijk daardoor heeft bedorven. Dit is de gemene slagter, de bloedige scherpregter, die de Profeten heeft gedood. Die bloedgetuigen heeft verbrandt en al de Apostelen, Patriarchen, en Koningen heeft vermoord. Deze vijand heeft alle steden verwoest, hele Keizerrijken verzwolgen en hele volkeren afgeslacht en verslonden.

Hoedanig ook het wapentuig was waarméde het gedaan werdt, het was de zonde die het uitvoerde; de bezoldiging der zonde is de dood. Dunkt u nog dat de zonde een geringe zaak is? Indien Adam en alle zijne kinderen uit hunne graven konden worden opgehaald, indien hun lichamen tot aan den hemel opgestapeld zouden worden, en men wilde onderzoeken wie de weergalooze moordenaar van hen allen was, wie schuldig is aan al dat bloedvergieten; het zou alles gevonden worden in de handen van de zonde.

Daarom, oefent u omtrent de natuur van de zonde, totdat uw hart overgebracht wordt tot vrees voor en walg van dezelve. En laat uwe overdenkingen gaan over de verzwaringen van uwe bijzondere zonden; hoe gij gezondigt hebt tegen Gods waarschuwingen, tegen uwe eigen gebeden. Tegen barmhartigheden, tegen tuchtigingen, tegen de klaarste verlichtingen, tegen de vrijste liefde, tegen uwe eigen beste voornemens, tegen beloften en verbonden van een betere gehoorzaamheid. Beschuldigt uw hart over deze dingen, totdat gij beschaamd en schaamrood wordt, om uw aangezicht tot God op te heffen,

Overdenkt de verdienste van uw zonden. De zonde roept tot de Hemel : zij roept om wraak. De bezoldiging, het loon uwer zonden is de dood en verdoemenis : zij brengt Gods vloek over uw ziel en lichaam.

Het minst zondige woord of de minst zondige gedachte, legt u onder de oneindige wraak van den Almagtigen God: Verbolgenheid en toorn, verdrukking en benauwdheid wordt het deel van alle ziel des mensen die het kwade werkt. Van elk ijdel woord, dat gij gesproken hebt, zult gij rekenschap moeten geven in den dag des oordeels. Och! wat een last van wraak, wat een gewicht van vloeken, wat een schat van toorn hebben alle uwe miljoenen zonden verdiend? Naar uwe hardigheid en onbekeerlijk hart, vergadert gij uw zelven toorn als een schat in den dag des toorns, en der openbaring van het regtvaardig oordeel Gods.

Ach oordeelt dan u uzelf, opdat de Heere u niet veroordeele. Overdenkt de vuiligheid en de besmettelijkheid der zonde. Zij is zoo zwart als de duivel. Een blik in uw eigen hart zou u meer vervaard maken voor uzelf dan voor den duivel. Daar is geen modder zo onrein, geen uitbraaksel zo walgelijk, geen dood lichaam of dood dier zoo afschuwelijk, geen pestige krankheid of melaatschheid zoo besmettelijk als de zonde, in welke gij zijt ingewonden, en waardoor gij bedekt zijt. De hatelijke vuiligheid van uw zonden maken u meer walgelijk voor de zuivere en heilige natuur van den heerlijken God, dan het allervuilste voorwerp wat er op aarde is. Kunt gij een giftige slang opnemen in uwen boezem? Kunt gij dien koesteren en u in den zelven vermaken? Wel zo strijdig zijt gij met de zuivere en volmaakte heiligheid van de Goddelijke Natuur, en even zoo walgelijk zijt gij, zoo lang gij door Christus bloed en door de kracht van zijn vernieuwende genade niet gereinigd zijt

Vestigt, boven alle andere zonden, uw oog op de zonde van uw natuur, en, op de sonde waartoe gij meest geneigd zijt :

Ziet allereerst op de zonde van uw natuur, dat is de erfzonde. Het heeft geen zin om takken te snoeien, zoo lang de wortel der natuurlijke verdorvenheid onaangeraakt blijft. Tevergeefs dweilt men als de bron blijft lopen. Laat de bijl van uw bekering met David aan den wortel der zonde gelegd worden en zegt met hem: Ik ken mijne overtreding, en mijne zonde is steeds voor mij. Leert hoe diep, hoe nauw, hoe duurzaam, hoe algemeen uwe natuurlijke besmetting is, totdat gij het uitroept met Paulus: wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ziet in alle uwe vermogens en uw gehele natuur, wat een onreine vaten, wat een varkenskotten, wat een mesthopen en wat een riolen wij geworden zijn. Dat is waarom Augustinus zeide: “Helaas mij ellendige, wat ben ik ? een vuilnisvat van vervuiling, vol van stank en schrik.“

Het hart is niet genoeg gebroken, voordat gij door en door overtuigd zijt van de afschuwelijkheid van de oorspronkelijke zonde. Vestigt nu uwe gedachten op de natuur der erfzonde. Het is dit, wat u traag maakt tot het goede en wat u doet neigen tot alle kwaad. Het is de erfzonde die uw blindheid, uw hovaardij, uw ongeloof in uw  werkt; Dat is de bron van uw vijandschap, uw onstandvastigheid en hardnekkigheid. De bron van uw vuile hartstogten; uw ongevoeligheid, uw verdoofdheid en uw ongetrouwheid. Met één woord, de erfzonde heeft elk rad der ziel verwardt en uw ziel van een woning der heiligheid, tot een hel der ongeregtigheid gemaakt.

De erfzonde heeft alle uwe leden bevlekt, bedorven, verkeerd, en die verandert in wapenen der ongeregtigheid en dienstknechten der zonde. Zij heeft uw hoofd vervuld met vleselijke en verdorven bedenkingen; De handen gevuld met zondige uitwerkingen; De oogen met omwandeling en dartelheid, En de tong gevuld met ene volheid van dodelijk venijn. Het is de erfzonde die de ooren geopend heeft tot fabelen, tot vleijerij en vuile roddels. Het is de erfzonde die uw oren heeft gestopt voor het onderwijs des levens.

Zij heeft uw hart gemaakt tot een werkplaats der zonde, en een vervloekte baarmoeder van dodelijke bedenkingen. Zodat zij hare goddeloosheid uitstort zonder ophouden, even zo natuurlijk, vrijwillig en onvermoeid, als een fontein zijn water opgeeft en als een voortgedrevene zee haar slijk en modder opwerpt. En wilt gij nogtans u zelven blijven lief hebben? Wilt u nog langer spreken van uw goede hart?

O houdt nooit op deze wanhopige besmetting van de oorspronkelijke verdorvenheid te overwegen, voordat gij met Efraïm uzelven leert beklagen en met diepe schaamte en droefheid op uwe borst slaat, als de tollenaar, en met Job u zelven verfoeit, en berouw hebt in stof en asch.

Laat uwe gedachten in het bijzonder gaan over het bijzondere kwaad waar gij meest toe geneigd zijt. Neemt al Gods dreigementen ter harten, die daar tegen zijn. Laat bekering de ganse troep van uw boezemzonden achterna zitten. Jaag na! Inzonderheid die zonden die u het meest beminnen. O ! arbeid om die zonde hatelijk aan uwe ziel te maken, en verdubbelt uwe wachten, en uwe voornemens daar tegen, omdat die zonde God het meest onteert heeft, en nog onteert, en u in groot gevaar stelt.

O, mocht uw hart geraakt worden door een diep gevoelen van uw tegenwoordige ellende. Overdenkt het voorgaande, over en over. Gedenkt, wanneer gij u ter ruste legt dat gij zoudt kunnen ontwaken in de vlammen van de hel. En wanneer gij opstaat, bedenkt dat u sterven moet.

Komt, laten we eens zien op een veroordeeld ellendig mensch, hangende over Nebukadnezers gloeiende oven, aan een draad van getwijnt garen, welke elk oogenblik dreigt te breken. Zou uw hart niet sidderen over zulk een ziel? Weet dat dit uw staat is, o man of vrouw indien gij nog onbekeerd zijt : O ! gij weet niet, of in deze nacht, ja in deze dienst de draad van uw leven zal afbreken. En waar meent gij dan  dat gij dan zult vallen? Zekerlijk in den poel die daar brand van vuur en sulver, alwaar gij zult zieden en van hitte smoren in een vurige oven, tot in alle eeuwigheid.

Siddert uw ziel niet, wanneer gij dit hoort? Bedauwen uw tranen uw wangen niet? En klopt uw hart niet in uwen boezem? Zult gij noch niet op uwen borst slaan, en bedenken hoe nodig u de bekering is ? O ! waar is uw hart van gemaakt? het is of gij niet alleen alle ontzag voor God verloren had, maar ook zonder enige liefde en medelijden met u zelven waart.

O ! bepeinst uw ellende ! Totdat uw hart uitroept om Christus. Zo ernstig als ooit een mens, in gevaar van te  verdrinken, roept om een boot ; of als een gewonde schreeuwt om een geneesmeester. U moet het gevaar zien en de smarten van uw dodelijke kwalen gevoelen, of anders zal Christus in uw ogen geen waardige Geneesmeester zijn. Die gezond zijn hebben den Medicijnmeester niet noodig, maar die ziek zijn, zeide Christus.

Pas dan spoed de doodslager naar de vrijstad, wanneer hij vervolgt wordt van den bloedwreker. De menschen moeten door de Heilige Geest overtuigd en gedrongen worden of zij willen om genade niet komen. Het was de uiterste nood, die den verloren Zoon deed denken om weder te keeren tot het geluk van zijn eersten staat.

Zoo lang de Laödicenzers meenden, dat zij rijk en verrijkt waren en geen ding gebrek hadden, was er weinig hoop. Zij moesten op een diepe wijze overtuigt zijn van hunne ellendigheid, blindheid, armoede en naaktheid, eer zij tot Christus wilden komen, om Zijn goud, Zijn kleederen en Zijn oogenzalf te bekomen. Daarom houdt de oogen van uw geweten open en zie onder ogen uw ellende, zoo veel als mogelijk is. Wendt het gezigt daar niet van, want de vreeze zoude u met schrik vervullen. Het gevoelen van uw ellende is, om zoo te spreken, niet meer als de rijpwording van het gezwel, hetwelk ter genezing noodzakelijk is : het is beter de toorn te vrezen, dan dezelve hierna te gevoelen.

Stelt dit in uw hart vast: dat gij in een eeuwig onvermogen zijt, om u zelf ooit weer te herstellen. Denkt nooit dat uw bidden, lezen, horen van predicaties, uw belijden en verbeteren u genezen kan: Die dingen moet u wel in acht nemen; maar gij zijt verloren indien gij rust in dezelve, zoo lang gij uwe eigen geregtigheid zoekt op te rigten, zoo zijt gij de regtvaardigheid Gods niet onderworpen. Gij zijt een verloren man, indien gij het verdrinken hoopt te ontkomen op een andere plank dan Jezus Christus : want de zaligheid is in geen ander, en daar is ook onder den hemel geen anderen naam, die onder de menschen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden.

Gij moet verlost worden van uw eigen wijsheid, uw eigen geregtigheid uw sterkte verloochenen en leren u te werpen geheel op Christus alleen, of anders kunt gij het verderf niet ontkomen. Terwijl de mensen op zichzelf vertrouwen, hunne eigen geregtigheid bevestigen, en bij zich zelven vertrouwen dat zij regtvaardig zijn, zoo willen zij zaligmakender wijze tot Christus niet komen.

Gij moet weten dat uw winst maar verlies en drek, uw sterkte maar zwakheid is, en alle uwe geregtigheden als een wegwerpelijk kleed zijn, eer daar een wezenlijke vereniging tussen Christus en u zal komen. Zoo weinig als een levenloze romp zijn grafklederen uitschudden en de banden des doods losmaken kan, evenzo weinig kunt gij uzelven herstellen, die dood zijt door de misdaden en zonden, en onder een onmogelijkheid ligt om uwen Meester in dien staat welbehagelijk te dienen.

Daarom, wanneer gij gaat om te bidden of te overdenken, of eenige godsdienstige pligten te doen, gaat uit uzelven en roept om de hulp van den Geest, als wanhopende enig ding te doen dat God welbehagelijk is, in uw eigen sterkte. Nogtans, verzuimt uw pligten niet, maar legt u aan het badwater neder en wacht daar op de roering van den Heilige Geest.

Terwijl de Moorsche kamerling las, zond de Heilige Geest Filippus tot hem, toen de Discipelen riepen verscheen Jezus, toen Kornelius en zijn vrienden hoorden, viel de Heilige Geest op alle die het Woord hoorden en vervulde hun allen. Strijdt om u aan Christus over te geven ; strijd om te bidden ; strijd om te overdenken; strijd om dat honderd en honderdmaal te doen ; strijd om het zoo wel te doen als gij kunt en terwijl gij het naar behoren tracht te doen, zoo zal de Geest des Heeren over u komen en het doen, dat gij van u zelven onmagtig zijt te doen.

  1. Staat aanstonds af van al uwe zonden. Indien gij u overgeeft aan de zonden, gij bederft u zelven. Te vergeefs hoopt gij door Christus het leven te hebben, tenzij gij afstaat van ongeregtigheid. Verlaat uwe zonden, of anders kunt gij geen barmhartigheid verkrijgen. Gij kunt met Christus niet getrouwd zijn, tenzij gij aan de zonde een scheidsbrief hebt gegeven. Zegt den verrader op, of gij kunt met den Hemel geen vrede hebben. Werpt het hoofd van Seba over den muur, werpt de verleidende Delila uit uwen schoot. Gij moet scheiden van uwe zonden, of van uwe ziel. Zoo gij de zonde spaart, God zal u niet sparen. Maakt nooit uitvlugten, uwe zonden moeten sterven of gij moet sterven om dezelve. Indien gij eene zonde toestaat, al was het maar eene kleine, een geheime zonde, hoe schoon gij ook de noodzakelijkheid daarvan mogt bepleiten, en u met honderd uitvlugten daarvoor wist te behelpen, het leven van uw ziel moet gaan voor het leven der zonde. Zoudt gij uw ziel niet duur willen koopen? O zondaar, hoort en merkt op, Indien gij wilt afscheiden van uwe zonden, God wil u Zijn Zoon Christus geven ; is dat niet een schoone verwisseling ?

Ik getuig heden tegen u, dat, indien gij verloren gaat, het niet is omdat er niet een Zaligmaker te bekomen was, noch omdat u geen leven aangeboden werdt, maar omdat gij met de Joden den moordenaar waardeerde boven uw Zaligmaker, de zonde waardeerde boven Christus, en omdat gij de duisternis liever had dan het licht.

Onderzoekt daarom uw hart met kaarsen: Benaarstigt u om uwe zonden te vinden, gaat in uwe binnenkamer, en ondervraagt  uzelve daar eens : In welk kwaad heb ik geleeft? Welke pligt omtrent God heb ik nagelaten? In welke zonde heb ik geleeft tegen mijnen broeder ? en steekt dan de pijlen door het hart van uwe zonde, gelijk Joab deed door het hart van Absalom. Staat nooit ziende op uw zonde, noch rolt de beet niet onder uw tong als iets zoets maar spuwt die uit als vergift, met vrees en afschrik. Helaas! wat kunnen de zonde voor u doen, dat gij zoudt schromen van dezelve te scheiden en die te laten varen? Zij mogen u vleijen, maar zij zullen u bederven en u den strot afsnijden, terwijl zij met u spotten en u vergiftigen, terwijl zij u schijnen te behagen en de geregtigheid en de wraak des oneindige Gode tegen u wapenen, zij zullen de Hel voor u openen en de brandstof opstapelen om u aan de vlammen over te geven. Beschouwt de galg die zij voor u hebben opgerigt. Weg met de zonden, kruisigt dezelve en laat Christus alleen de eenige Heer over u zijn.

Maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere

Bedenkt: de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. Verkiest dan God op een plechtige wijze voor uw deel en gelukzaligheid. Betuigt met alle mogelijke aandacht en eerbiedigheid, dat gij den Heere voor uwen God houdt. Zet de wereld met al hare heerlijkheid, blanketsel en met alle hare vermaken aan de eene hand en stelt God met al zijn oneindige voortreffelijkheden aan de andere kant en roept het uit met Jozua: Ik en mijn huis, wij zullen den Heere dienen.

Zoekt uw rust in God: Zet u neder onder zijne schaduw. De Heere is een algenoegzaam deel, gij kunt niet ellendig zijn als gij een God hebt om te leven; als Hij is uw schild en loon zeer groot. God alleen is meer dan de gansche wereld. Vergenoegt u zelven met Hem. Laten andere de verdorvenheden en eer der wereld wegdragen, zoekt gij uw gelukzaligheid in zijn gunst en in het licht zijns aanschijns.

Arme zondaar, gij zijt afgevallen van God en hebt zijn machtige wraak tegen u opgewekt. Nogtans weet dat daar is een genadegift. Dat Hij, naar zijn overvloedige genade, uw God weer wil zijn in Christus. Wat zegt gij daarop o mensch? Wilt gij den Heere hebben voor uwe God? Komt tot Hem door zijnen genadegift Christus: Hij is de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot den Vader dan door Hem. Verzaakt de afgoden van uw eigen vermakelijkheid, winst en achting. Laat die van den troon worden afgesmeten en zet Gods belang als het opperste in uw hart. Want hij wil niet dulden, dat iemand boven Hem zal geëerd en gediend worden. Zegt met Asaf : Wien heb ik nevens u in den hemel, nevens u lust mij ook niets op de aarde; bezwijkt mijn vleesch en mijn harte, zoo is God de rotssteen van mijn hart en mijn deel in eeuwigheid.

Met één woord, gij moet God tot uw deel hebben in alle zijne personele betrekkingen

  1. Ten eerste: Moet u God de Vader tot uw deel hebben. Gij moet tot Hem roepen : Mijn Vader, Gij zijt de leidsman mijner jeugd, ik zal van achter U niet afkeeren. O komt tot Hem met den verloren zoon, zeggende: „Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel en voor U. En ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden, maar sinds het U naar uwe wonderlijke barmhartigheid behaagt heeft, mij, die van mij zelven een hond, een zwijn en een duivel was, aan te nemen tot uw kind, zoo neem ik U plechtig aan voor mijn Vader, zoo beveel ik mij aan uwe zorg, zoo vertrouw ik op uwe voorzienigheid en werp mijn last op uw schouders. Zoo wens ik te leven van uw voorraad, zoo wens ik mij te onderwerpen aan uwe tuchtigingen, te schuilen onder de schaduw van uwe vleugelen, mij te verbergen in uwe kamers, en te vlieden tot uwen naam. Zoo wens ik af te staan van alle vertrouwen op mij zelven, en op niets anders meer te leunen dan op u alleen. Ik bevestig dat als met eed: Ik wil voor U zijn en voor niemand anders.
  2. Ten tweede moet God den Zoon aangenomen worden voor uw Zaligmaker, voor uw Verlosser en uwe eenige gerechtigheid, als de eenige weg tot den Vader, en het eenige middel des levens. Hij moet aangenomen worden als die Ene genadegift die alleen volkomentlijk kan zalig maken; dengenen die door Hem tot God gaan. O! doet dan af de kleeding van uw gevangenis, en doet aan het Bruiloftskleed, gaat en trouwt u zelven aan Jezus Christus, zeggende : Heere ik ben uwe en al dat ik heb, mijn ligchaam, mijn ziel, mijn naam en mijn staat, het is alles uwe. Ik zend een brief van echtscheiding aan al mijne andere liefhebbers, ik geef mijn hart aan U, ik wil de uwe zijn, onverdeeld en eeuwig. Ik wil uw naam zetten op alles wat ik heb, en dat alles alleen gebruiken als úwe goederen. Ik wil al mijn goed alleen gebruiken als iets dat mij te leen gedaan is, gedurende de tijd van uw verlof, zodat ik het alles op uwe tijd weder geven kan. Ik wil geen Koning hebben dan U : regeert Gij over mij. Andere heeren hebben heerschappij over mij gehad, maar nu wil ik gewag maken van uw naam alleen, en ik doe hier een eed van getrouwheid aan U, belovende en verlovende mij om U te dienen, lief te hebben en te vreezen boven alle medevrijers. Ik sta van mijne eigen gerechtigheid af, en wanhoop om ooit vergiffenis en zaligheid te bekomen door mijne eigene pligten of krachten, ja ik wens te steunen op uw algenoegzame offerande alleen. Op Uw tusschenspraak, tot vergeving, tot leven en tot aanneming voor God. Ik verkies U tot mijn eenigen leidsman en onderwijzer, met het heilig voornemen om door U alleen geleid en bestuurd te worden, en te wachten op uwen raad. En daarop sluit ik hartelijk het verbond met U.
  3. Ten laatste moet de Heiligen Geest genomen worden voor uw Heiligmaker; voor uw Voorspraak, tot uw Raadsman, tot uw Trooster, tot uw Leidsman, tot uw Rotsteen, tot het onderpand van uw erfenis door wie gij verzegeld wordt tot den dag der verlossing. Zegt dan al biddende: Ontwaakt noordenwind, en komt gij zuidenwind, doorwaait mijnen hof. Komt gij Geest des Allerhoogsten : hier is een huis voor U, hier is een Tempel voor U. Hier rust gij voor eeuwig; woont hier en rust hier. Ziet, ik geef de volle bezitting aan U over, ik zend U de sleutels van mijn hart, dat alles mag zijn tot uw gebruik, opdat gij ieder vertrek daarvan met uwe genadegoederen moogt vervullen. Ik geef U het gebruik van alles over, opdat ieder vermogen, en ieder lid mag zijn een werktuig in uwe hand, om gerechtigheid te werken, en te doen den wil van mijnen Vader die in de hemelen is.

Ten tweeden. Neemt God aan tot uw deel in al zijne wezenlijke volmaaktheden. Merkt hoe de Heere zichzelven aan u geopenbaard heeft in zijn woord: wilt gij Hem aannemen als een God? O zondaar, hier is het gezegendste nieuws dat ooit kwam tot de oren van de kinderen der mensen : De Heere wil u zijn tot een God, en uw zaad na u. Hij wil bij u wonen en uw God zijn, indien gij u dicht bij hem houdt in zijn voortreffelijkheden. Wilt gij de barmhartige, de genadige, en zonden vergevende God tot uwen God hebben? O ja, zult gij zeggen, ik ben anders verloren… Hoort dan wat Hij tot u te zeggen heeft:

  1. Ik ben de Heilige en de zonde hatende God. Indien gij wilt erkend zijn voor één van Mijn volk, gij moet heilig zijn gelijk Ik heilig ben. Gij moet heilig zijn in uw hart, en heilig in uw wandel. Gij moet al uw ongerechtigheden weg doen, hoe lief zij u ook mogen zijn, hoe ingeburgerd in uw bestaan, hoe noodzakelijk tot handhaving van uw vleeschelijk belang. Zoo gij u tegen de zonde niet wilt aankanten, ik kan uw God niet zijn. Werpt uit den zuurdesem, reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen voor mijn aangezicht weg. Laat af van kwaad te doen, leert goed doen, of anders heb Ik niets met u te doen. Brengt mijne vijanden uit, of anders kan ik geen vrede met u te hebben. Wat antwoord uw hart? Hoe wenselijk ware het, dat men u in waarheid hierop hoorde zeggen : Heere, ik begeer u te hebben als zulk een God. Ik begeer heilig te zijn, gelijk Gij heilig zijt; ik wil een deelgenoot zijn van uw heiligheid. Ik heb U lief, niet alleen om uw goedheid en barmhartigheid, maar ook om uw heiligheid en zuiverheid: ik neem gaarne uw heiligheid voor mijne gelukzaligheid.

Ach! wees mij tot een fontein van heiligheid, zet op mij de stempel en het indruksel van uwe heiligheid: ik wil dankbaar afscheiden van alle mijne zonden op uw bevel. Mijne moedwillige zonden verzaak ik op staande voet; en wat mijne zwakheden belangt, ik kan daar nog zoo niet van ontslagen worden als ik wel wilde maar ik zal daar tegen strijden door het gebruik der middelen. Ik heb een gruwel van dezelve en wil bidden en daar tegen oorlogen. O! laten die zonden nooit rust hebben in mijne ziel.

Ik kan u verzekeren, mijne vrienden, al wie van u den Heere dus voor zijn God wil ontvangen, die zal hem genieten. De Heere zegt u: Ik ben de Algenoegzame de Almagtige God. Wilt gij alles aan Mijn voeten neerleggen en het overgeven ter mijner beschikking en mij aannemen voor uw enig deel? Wilt gij mijn algenoegzaamheid erkennen en eren? Wilt gij Mij aannemen als uw welvaart en uw schat? Uw hoop en gelukzaligheid? Ik ben een zon en Schild, Ik zal u genade en eere geven: Ik zal u het goede niet onthouden als gij in oprechtheid wandelt. Wilt gij Mij hebben voor uw een en uw al?

Wat antwoordt gij hierop? Watert uw mond nog naar de vleeschpotten van Egypte? Walgt het u de aardsche gelukzaligheid te verwisselen voor een deel in God? Ik vrees dat u God wel tot uw deel wilt hebben gemeente, maar dat u ook graag de wereld daarbij hebben wilt. U zou God den Hemel wel willen laten, indien Hij u de wereld wilde laten, zoo lang het u luste en beliefde. O ! dit is een vreselijk teken !

Maar indien gij gewillig zijt alles te verkopen om de parel van grote waarde, dan is dat een goed teken. Indien uw hart antwoordt: Heere, Ik begeer geen ander deel dan U; wat u nemen wilt dat neme u, laat ik alleen maar wandelen mogen in het licht uws aanschijns. Ik werp mij op U tot mijne gelukzaligheid; ik waag mijzelven blijmoedig op U, betrouwende en steunende op U. Ik stel mijn hoop op U, ik rust in U. O Heere, laat mij U horen zeggen tot mijn ziel: Ik ben u een God van volkomen zaligheid, dan heb ik alles wat ik wens. Dan zal ik in mijnen God vergenoegt zijn.

Geliefden, neemt den Heere aldus aan, dan kan ik u verzekeren, dat Hij de uwe zal zijn. De Heere zegt: Ik ben uw Souvereine Heer: Indien gij Mij wilt hebben voor uw God, dan moet gij Mij de hoofdvoogdij geven ; want niemand kan twee Heeren dienen: hij moet de eene haten en de anderen liefhebben; den eene aanhangen en den anderen verachten. Ik wil niet onder een ander staan; gij moet Mij niet maken een Onderambtenaar, een tweede in de zonde of enig werelds belang. Indien gij mijn volk wilt zijn, Ik moet het bestuur over u hebben : gij moet niet langer leven naar uw eigen lusten. Wilt gij komen onder mijn juk? Wilt gij buigen onder mijn regering? Wilt gij u onderwerpen aan mijn tucht, aan mijn woord: aan mijn roede? Zondaar, wat zegt gij hierop ? Komaan, laat deze taal eens van u gehoord worden: Heere, ik heb liever dat gij bevel over mij hebt, dan te leven naar mijn eigen lusten; ik heb liever dat uw wil geschiede dan de mijne; uwe Wetten dragen mijn goedkeuring, ik stem die toe en reken het mijn voorrecht te buigen onder dezelve. En schoon het vlees weerspannig is en dikwijls de palen te buiten gaat, zoo heb ik nochtans voorgenomen geen ander dan U tot mijn Heer te nemen. Gewillig doe ik den eed van onderwerping en erken ik U voor mijn Opperste Bevelhebber, en heb besloten al de dagen mijns levens U te betalen de schatting van godsdienst, gehoorzaamheid, liefde en dienst, en in U te leven als het einde van mijn leven. Dit is een regt aannemen van God.

Ten laatste zegt de Heere God:  Ik ben de waarachtige en getrouwe God. Indien gij Mij wilt hebben voor uw God, gij moet tevreden zijn op mij te vertrouwen met u ganse hart. Gij moet geloven en verzekert zijn dat Ik machtig ben om uw pand, bij Mij weggelegd, te bewaren. Wilt gij u verlaten op mijn woord en afhangen van mijn getrouwheid? Wilt ge in mijn borgstelling gerust zijn? Wilt gij tevreden zijn Mij in dit leven te volgen in armoede, in smaad en in verdrukking? Ik handel veel op vertrouwen. Kunt gij u tevreden houden met te arbeiden, te lijden en de vergelding te wachten tot na dit leven?  Weet dan, dat het u dán zal vergolden worden in de opstanding der rechvaardigen. De baarmoeder der belofte, brengt niet op staande voet haar vruchten voort: Daar is gedurig lijdzaamheid nodig.

Nu geliefden, wat zegt gij hierop? Wilt gij dezen God voor uwen God hebben ? Wilt gij tevreden zijn te leven door het geloof? Slechts op Hem vertrouwen tot verkrijging van een onzienlijken gelukzaligheid? Van een onzienlijken Hemel en van een onzienlijke heerlijkheid? Wat antwoorden uwe harten daarop? Kunt gij met waarheid zeggen: Heere, wij willen onszelf op U wagen, wij bevelen onszelf geheel aan U. Wij wentelen onzen weg op U, wij weten op wien wij vertrouwt hebben en in wien wij geloofd hebben, wij zijn gewillig uw Woord aan te nemen; wij willen uwe beloften meer achten dan onze eigen bezittingen en de hoop des Hemels, meer dan al de genietingen der aarde.

Wij willen uw bekwamen tijd en alles hier zoo afwachten dat wij ons onderwijlen vertroosten met de getrouwe beloften van een Hemel hierna. Mijne vrienden, indien gij naar waarheid en na gerede berading, God zoo aanneemt, Hij zal zeker de uwe zijn.

Maar dit kan niet zijn zonder een ware bekering tot God en een vereniging met Christus. Maar wanneer de mensen zich zo nauw met Gods barmhartigheid willen verenigen en nochtans de zonde liefhebben, de heiligheid en zuiverheid haten; of Hem wel willen aannemen voor hun Weldoener, maar niet voor hun Souverein Heer; of wel voor hun Voorstander, maar niet voor hun Deel, dat is geen waarachtige bekeering.

Neemt dan den Heere Jezus aan in alle zijne ambten. Onder die bepalingen kunt gij Christus deelachtig worden, Zondaar, gij hebt uzelven bedorven en zijt gedompelt in de sloot van de grootste ellende, uit welke gij van uzelven niet machtig zijt u te redden. Maar de Heere Jezus Christus is machtig en bereid om u te helpen, en biedt zichzelven u vrijwillig aan, kunnende volkomen zalig maken, die door Hem tot God gaan.

Laat uwe zonden noch zoo vele, noch zoo groot, noch zoo langdurig zijn, nochtans zult gij zeker vergiffenis en zaligheid bekomen, indien gij de aanbieding, die u in Gods naam gedaan wordt, niet jammerlijk verwaarloost. De Heere Jezus roept tot u, om naar Hem te zien en zalig te worden: Wendt u naar Mij toe en wordt behouden alle gij einde der aarde. Hij roept u om tot Hem te komen en verzekert u dat Hij u geenzins zal uitwerpen. Ja Hij is als de bruid in Hooglied; en Hij bid dat gij u met Hem wilt laten verzoenen. Hij roept op de straten, Hij klopt aan uwe deur, en smeekt u om van Hem ontvangen te worden, en met Hem te leven. Indien gij sterft, het is omdat gij tot Hem niet wilt komen, opdat gij het leven moogt hebben in Hem. Ontvangt dan den aangeboden Christus en gij zult voor eeuwig gelukkig gemaakt worden. Geeft Hem uw bewilliging, treedt dan met Hem in het huwelijk en de gehele wereld zal het niet kunnen verbreken. Aarzelt niet ter oorzaken van uwe onwaardigheid. O mens, ik zeg u, daar is niets in de wijde wereld dat u ontdoen of bederven kan, dan uwe onwilligheid, Wat zegt gij dan, zijt gij gewillig zulk een huwelijk aan te gaan ? Wilt gij Christus hebben om in al zijne betrekkingen de uwe te zijn; wilt gij Hem aannemen tot uw Koning, uw Priester en uw Profeet? Wilt gij Hem wel hebben met Zijn kruis?

Neemt Christus niet onbezonnen aan, maar zit eerst neder en overlegt de kosten. Wilt gij alles aan zijn voeten neerleggen? Wilt gij tevreden zijn alle gevaar met Hem te lopen? Wilt gij uw lot met Hem nemen, het valle uit zoo het wil? Wilt gij u zelven verloochenen, uw kruis op u nemen, en Hem volgen? Wilt gij met Hem sterven om met Hem te kunnen opstaan? Hebt gij bezadigd, verstandig, vrijwillig en vastelijk voorgenomen Hem aan te kleven op alle tijden en onder alle voorwaarden? Indien gij zegt  ‘ja’, gij zult niet verloren gaan.

Gemeente, zijt gij overgegaan uit den dood in het leven? Hierin ligt het voorname stuk van uwe zaligheid, dat gij gevonden wordt in de vereniging met Jezus Christus; en daarom, indien gij uw zaligheid lief hebt, ziet dat gij met Hem getrouwd raakt.          .

Geeft al uwe krachten en vermogens, en uw ganse belang over om de zijne te zijn, gelijk die van Macedoniërs, waarvan Paulus getuigt, dat zij zich aan den Heere overgaven.  Stelt uwe lichamen tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande. De Heere zoekt niet het uwe, maar u. Geeft u daarom aan Hem over met uw lichaam met al uw leden, en uwe ziel met alle haar krachten, opdat Hij verheerlijkt mag worden in uw lichaam en in uwen geest, welke Godes zijn. In een vaste vereniging met Christus, geven al de vermogens zich over aan Hem. O roept het dan uit: Heere Gij zijt aller aanneming waardig, de voornaamste die de banier draagt boven tienduizend. Welgelukzalig is de mens die U vindt. Al wat hem ‘lusten mag is bij U niet te vergelijken.

Het verstand legge zijn bedorven redeneringen en vooroordelen tegen Christus en zijn wegen af, het is nu buiten de redenstrijdt. Christus is meerder waard dan de gehele wereld. O wat is het is goed hier te zijn; O ziet eens zulk een schat in dit veld, zulk een waardij in deze parel. Hier is de beste koop die ooit te maken is; hier is de rijkste prijs die ooit een mens is aangeboden; hier is het onfeilbaar hulpmiddel, dat de barmhartigheid ooit bereidde;

Hij is mijn achting, mijn keur, mijn liefde waardig ; Hij is waardig omhelst, aangebeden en voor eeuwig bewondert te worden; het Lam dat geslacht is, waardig te ontvangen de kracht, rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging.

Hier geeft zich ook de wil gewillig over aan Christus: Zij staat niet langer te waggelen, maar het is standvastig besloten: Heere uwe liefde heeft mij overwonnen, Gij hebt mij overmogt en Gij zult mij hebben; komt in, Heere, voor U open ik vrijwillig de deur van mijn hart; ik stem toe zalig te worden in U. Gij moogt alles hebben, laat mij alleen U hebben.”

Het geheugen geeft zich hier ook aan Christus over en zegt; Heere hier is een voorraadschuur voor U. Weg met mijn slechte waar, legt hier uw schat in. Laat mij zijn een korenschuur, een bewaarplaats van uw waarheden, van uw beloften en van uwe voorzienigheden.

Het geweten komt hier mede in, en zegt; Heere, ik wil altijd uw zijde kiezen, ik wil zijn uw getrouwe bladwijzer, ik wil waarschuwen wanneer de ziel wordt aangevochten en slaan wanneer gij wordt beledigt. Ik wil voor U getuigen en voor U oordelen, en leiden in uw wegen en zal nooit toe laten dat de zonde rust hebbe in de ziel.

De hartstochten komen hier ook in voor Christus; O! zegt de liefde, ik ben krank van liefde. O! zegt de begeerte, nu heb ik mijn verlangen; hier is de voldoening daar ik naar zocht hier is de wens aller Heidenen, hier is het brood des levens, hier is de ware balsem voor mij. Hier is al dat mij ontbreekt.

De vrees buigt hier ook de knieën met ontzag en eerbewijzing, zeggende ; Welkom Heere, aan U wil ik mij onderdanig begeven. Uw Woord en uw Roede zullen mijne bewegingen gebieden. U wil ik eerbied bewijzen en aanbidden geven. Voor U wil ik neervallen, U wil ik dienen.

De droefheid zelfs valt hier in voor den Heere Jezus, zeggende; Heere, uw mishagen en uw oneer, uws volks ellende en mijn eigen ongerechtigheid zullen mij de tranen aftappen; Ik wil treuren wanneer gij beledigt wordt, ik wil wenen wanneer uw zaak gekwetst is.

De toom desgelijks komt in voor Christus en zegt; Heere, daar is niets dat mij zoo zeer vertoornt als mijn dwaasheid tegen U, ik zal nimmer zoo verdwaast en betovert worden, dat ik zal horen naar de vleierijen der zonde en de verzoekingen des satans.

Eindelijk, de haat zal het hier ook met Christus houden en uitroepen: Ik betuig een dodelijke vijandschap met uwe vijanden te hebben, zo ver dat ik nooit met dezelve goed bevriend zal zijn; ik beloof een onsterfelijke haat tegen elke zonde. Ik wil geen genade geven aan enige kwade begeerte, ik wil geen vrede met dezelve.  Ziedaar, zoo moeten al uwe krachten zich aan Christus gewonnen geven. Daar moet gij uw ganse belang aan Hem overgeven.

Zie hier uw zonden getekend en de genadegift des Vaders u voorgesteld in Zijn Zoon Jezus Christus. Indien daar enig ding is, wat u voor Christus achter houdt, het zal u bederven. Zoo gij alles niet wilt verzaken (in het hartelijk voornemen des harten) gij kunt zijn discipel niet zijn. Gij moet uw vader en moeder, ja uw eigen leven niet stellen boven uw Schepper. Niets mag u stellen boven Christus. Met één woord- gij moet u zelven aan Christus geven en al hetgeen gij hebt, zonder achterhouding, of anders kunt gij geen deel aan deze genadegift hebben. Amen.