Och, of de Heere nu Zijn Geest nog eens gaf aan Nederland, dat men Zijn Woord daar nog eens mocht horen! Och of ons volk van zijn zware doofheid nog eens genezen werd, door Zijn almachtige hand! Och, of wij voortaan niet meer liepen naar onze nietige medicijnmeesters, en tot allen die daar pleisteren met loze kalk, maar alleen tot Christus Zelf, Die de oren van de doven kan openen en genezen! Als ‘t immers wezen kan, mijn beminde toehoorders! hoort, hoort toch, na deze, eens des HEEREN Woord!

Gij zorgeloze en diep geruste mensen, die zich tot nog toe over uw eeuwige zaligheid niet met rechte ernst bekommerd hebt; die u weinig met Gods Woord bemoeid hebt; gij blinde onwetende mensen, die Gods Woord noch hoort noch verstaat; gij verstokte en verharde zondaars, die uzelf met grote
onbeschaamdheid blijft tegenkanten tegen Gods Woord, en uw stijve nek daar onder niet wilt buigen; – gij verachters, bespotters, lasteraars en verzuimers van Gods Woord, gij Sabbatschenders; u wereldsgezinde en onbekeerlijke mensen, en gij allen die de nauwe weg van de Godzaligheid nog haat, en overal tegenstand doet, en nog pleit voor de zonden! wandelt in de zonden, uw vermaak schept in de zonden. O gij ongelukkige mensen! Hoort toch allen samen nog eens des HEEREN Woord.

Geeft uw opgeblazen verstand, en uw vijandig en onbekeerlijk hart toch, na deze, eens gevangen in de hand van Gods dienstknechten, die des Heeren Woord, zonder ophouden aan u verkondigen opdat zij u onder Gods genadige zegen bewerken tot een waarachtige bekering en eeuwige behoudenis. O hoort toch, na deze, des HEEREN Woord uit hun mond met nederigheid, vrees en beving, en buigt uw schouders onder dat juk van de Heere, dat Hij u wil opleggen, en daartoe Hij reeds zo lang tevergeefs voor u gearbeid heeft vanwege uw hardigheid, en onverstandig hart. O dit zou nog de enige weg van uw behoudenis zijn. Gaf de ontfermende God u dan daar genade toe!