O! Driemaal over-gelukzalig zijn zij, die tot Hem hun toevlucht hebben genomen! Het is hun licht alle tegenwerpingen en beschuldigingen des Satans en van een vals hart te beantwoorden. Het is hun licht, Christus daartegenover te stellen om alles te beantwoorden.

Maar aan de andere zijde, wie kan de ellende van hen uitspreken die vreemdelingen van Jezus zijn? Hoe zal hun gebrek vervuld worden? Hoe zullen zij de aanklachten, beschuldigingen, twijfelingen, vrezen, tegenwerpingen en ontmoedigingen beantwoorden die in hun Weg voorkomen? O! Zou ons dit de Weg des Evangelies niet liefelijk en Christus aan ons dierbaar maken? Is het niet een wonder dat zulk een algenoegzaam Middelaar, die machtig is volkomen zalig te maken, allen die door Hem tot God komen, zo weinig begeerd en gezocht wordt en dat er zo weinigen zijn die Hem omhelzen en aannemen, gelijk Hij in het Evangelie wordt aangeboden?

Hoe kan dit verantwoord worden in de dag der rekening? Welke verschoning kunnen de ongelovigen nu hebben? Is het niet alles in Christus te vinden wat hun behoefte vereist? Is Hij niet een volmaakt Middelaar, volkomen van alles wat wij nodig hebben voorzien? Is niet de rijkdom van Zijn volheid op al Zijn bedelingen geschreven? De monden der ongelovigen moeten dus voor eeuwig gestopt zijn.