Het wonder dat met het woord ‘zie’ aangeduid wordt, is zonder twijfel gedeeltelijk veroorzaakt door die ongelovige klacht, die in de voorgaande woorden vervat is. Sion zegt: ‘de HEERE heeft mij verlaten, en mijn God heeft mij vergeten.’ Hoe verwondert schijnt God over dit zondige ongeloof! Wat is verbazender dan de ongegronde twijfelingen en angsten voor Gods uitverkoren volk? Het vriendelijk verwijt des Heeren moet ons van schaamte doen blozen. Hij zegt: ‘Hoe kan Ik u vergeten hebben, daar Ik u in de beide handpalmen heb gegraveerd? Hoe durft gij eraan te twijfelen dat Ik uwer gedurig gedenk, daar Ik de herinnering daaraan in Mijn eigen vlees heb ingedrukt!’
O ongeloof, welk een vreemd wonder zijt gij! Wij weten niet wat ons het meest moet verbazen, de trouw van God of het ongeloof van Zijn volk. Hij vervult Zijn beloften duizendmaal, en toch wantrouwen wij Hem bij de volgende beproeving. Hij faalt nimmer; Hij is nooit een opgedroogde bron; Hij is nooit als een ondergaande zon, een voorbijgaand luchtverschijnsel, of een verdwijnende nevel; en toch zijn wij voortdurend geplaagd met angst, vrees en achterdocht, alsof onze God een zinsbegoocheling ware.
‘Zie’, dit woord heeft de strekking om onze verwondering op te wekken. Voorwaar, hier is stof voor verbazing. Hemel en aarde mogen zich wel verwonderen, dat zondaars zo nabij het hart der eeuwige Liefde mogen komen, dat zij in de beide palmen Zijner handen gegraveerd zijn. ‘Ik heb u gegraveerd.’ Hij zegt niet: ‘uw naam’; uw naam is daar, maar dat is niet alles. ‘Ik heb ú gegraveerd.’ Zie, welk een volheid! Ik heb uw persoon, uw beeld, uw bijzonder geval, uw omstandigheden, uw zonden, uw verzoekingen, uw zwakheden, uw behoeften, uw werken gegraveerd; Ik heb u gegraveerd, alles wat u betreft en aangaat; Ik heb u daar geheel geplaatst. O, zeg nooit meer dat God u verlaten heeft, wanneer Hij u in Zijn handpalmen heeft gegraveerd.
Recente reacties