Wij zijn echter niet alleen verplicht om de overheid, die haar macht uitoefent overeenkomstig het recht en haar plicht, maar ook overheden verdragen, die als tirannen haar macht misbruiken, totdat wij door de wettige overheid van hun juk worden bevrijd. Want zoals een goede regering een getuigenis is van de Goddelijke goedheid ten opzichte voor het heil van de mensen, zo is een slechte en gewelddadige
regering een gesel van God om de zonden van het volk te straffen. In alle geval moet het als algemene regel gelden, dat de macht van beiden door God zelf wordt verleend en dat wij hun geen weerstand kunnen bieden zonder de wil van God te verstaan. Intussen moet altijd een uitzondering gelden, wanneer men spreekt over de schuldige gehoorzaamheid aan de overheid. Zij mag ons niet aftrekken van de gehoorzaamheid die wij Hem schuldig zijn, voor Wiens instellingen de bevelen van alle vorsten en regeringen moeten wijken. De Heere is de Koning der koningen en allen moeten van
Hem vernemen, van Hem alleen, wanneer Hij Zijn heilige mond opent; en Hij is het Die voor alle anderen moet worden gehoord. Tenslotte zijn wij niet anders, dan in God, de mensen die over ons zijn gesteld, onderworpen. En wanneer zij ons iets bevelen, wat tegen de Heere is gericht, dan moeten wij ons daarover niet bekommeren, doch des te meer dat grondbeginsel van de Schrift volgen, dat luidt:
“Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen” (Hand.4:19).