Zo’n God hebben wij en dienen wij. Tot deze God bidden wij. Op Zijn bevel werd het hele universum geboren. Waarvoor zijn wij dan nog bang, als deze God ons gunstig gezind is? Waarom vrezen wij dan nog voor de toorn van de gehele wereld? Wanneer Hij onze Toevlucht is, zouden wij dan niet veilig zijn, ook al stortte de hemel in? Want wij hebben een Heere Die groter is dan de gehele wereld. Wij hebben een Heere Die zo machtig is, dat op Zijn Woord alle dingen zijn ontstaan. En toch zijn wij zo klein van geest dat, wanneer wij de toorn van een prins of koning, ja zelfs maar van onze buurman moeten verdragen, wij sidderen en de moed opgeven. En dat terwijl toch in vergelijking met deze Koning al het andere in de hele wereld is als het allerdunste stof, wat door een klein zuchtje wind van hun plaats wordt verdreven en niet de kans krijgt om te blijven liggen. Op deze wijze is de beschrijving van God troostvol. En bange harten moeten te midden van aanvechtingen en gevaren aan deze troost denken.