Petrus Immens (1664 – 1720) – de Godvruchtige Avondmaalganger
“Hier heb ik allereerst een woord voor u, ellendige, onwetende en zorgeloze zondaren die nog buiten het verbond zijt. Tot u moet ik zeggen, dat ik een brief heb van den God des hemels, die van het begin tot het einde, van voor tot achter niets anders is dan een aanminnelijk aanbod om u te nodigen dat gij met God in een verbond zoudt komen. En deze uitnodiging wordt u in Gods naam op het allerkrachtigst en ernstigst voorgesteld om, was het mogelijk, uw hart in te winnen.

Dán wordt het eens nodigend voorgesteld (Jes. 45: 22) “Wendt u naar Mij toe en wordt behouden”
Dan eens biddende door Zijn gezanten, die van Christuswege bidden: Laat u met God verzoenen. (2 Kor. 5: 20)
Somtijds op een aanradende wijze: Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur (Openb. 3: 18).
Somtijds op een klagende wijze: “Och, of gij naar mij geluisterd had (Ps. 81: 14)
Dan eens verwijtend: “Gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven hebt” (Joh. 5:”40)
Ja, dan zweert God eens: “Zo waarachtig als Ik leef, Ik begeer uw dood niet” (Ez. 33: 11)
Ook wel op een dringende wijze: dwingt ze in te komen (Luk. 14: 23)

Ik kom dan nu heden ook als een gezant van God uit Zijn Naam en van Zijnentwege datzelfde aanbod van genade en zaligheid aan u doen. Ik kom u lokken en nodigen. (…) O, hier is een God, die staat met uitgebreide armen, met rommelende ingewanden van barmhartigheid, u toeroepende (…) Wendt u naar Mij toe…
Zo gij nu verloren gaat, het zal uw eigen schuld zijn, niet alleen om de verbreking van het werkverbond in Adam, maar omdat gij niet hebt willen komen tot God en de aanbieding Gods versmaad hebt.