“Er is niets zo dierbaar, zo kostelijk en zo heerlijk voor een arme, verloren zondaar, die in zichzelf geheel gezonken ligt midden in de eeuwige dood en verdoemenis, dan het ware zielzaligende geloof, wat de Heilige Geest in aller uitverkorenen harten werkt door de prediking van het heilig Evangelie.

O, dit geloof is die schone en onwaardeerbare gave Gods, Ef. 2: 8. Die parel van grote waarde. En zodra wij haar in waarheid bezitten gaan wij aanstonds over in de zalige gemeenschap van de allerhoogste Zoon van God, de Heere Jezus Christus.

Wij worden met Hem ondertrouwd in eeuwigheid, Hoséa 2: 18. Die Allerschoonste wordt dan terstond en voor eeuwig onze ware Bruidegom en Man. En wij worden Zijn allerliefste bruid en vrouw.

Hij komt aanstonds, door dat geloof, met zijn Hemelse Geest en genade bij ons wonen en neemt Zijn intrek in onze harten, Ef. 3: 17, zodat wij dan niet meer alleen, maar nu samen met Christus leven. Ja, Hij leeft in ons, Gal. 2: 20.

Waar wij nu ook zijn in de wereld en waar wij dan ook zwerven, o, wij hebben onze beminde Bruidegom Christus altijd en overal bij ons, ja, in ons. Wij zijn nu geen ogenblik meer zonder Hem. Ons leven is nu met Christus geheel verborgen in God, Col. 3: 3.

Maar o, geliefden, hoe zou dit kunnen wezen, dat wij, die in der waarheid door Gods genade geloven, een zo nauwe gemeenschap met de allerhoogste Zoon van de levende God zouden hebben? Dat hij onze Man en wij Zijn vrouw zouden zijn?

Zijn wij niet van onszelf de aller-onreinste en helwaardigste zondaars? Zijn wij niet, wegens onze zonden, geheel walgelijk, gruwelijk en stinkende voor God geworden en geheel onverdraaglijk in Zijn heilige ogen, die immers te rein zijn, om het kwade te zien, Hab. 1:13?

O ja, dat is wel zo, wij allen zijn als een onreine en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed, Jes. 94: 6. Maar o, het zalige geloof, hetwelk God, naar Zijn grote barmhartigheid, aan onze zielen geschonken heeft, is van die aller-heerlijkste kracht dat hierdoor dit onze harten van de zonden gereinigd zijn, Hand. 15: 9.

Uit dat allerdierbaarste geloof wast de kostelijke vrucht van onze genadige rechtvaardigmaking in Christus, waardoor God ons, om de verdiensten van Jezus Christus, Zijn Zoon, al onze zonden en ook onze zondige aard, waarin wij ontvangen en geboren zijn, zo geheel uit genade heeft vergeven, dat Hij ons nu houdt en verklaart als die geheel heilig en rechtvaardig zijn in Christus en met al de verdiensten en gerechtigheid van Zijn Zoon volkomen en voor eeuwig bedekt, bekleed en omhangen zijn.

O, dat is die wonderlijke genade en weldaad Gods, waaruit onze hele zaligheid, als uit een volle Springader, zonder ophouden komt spruiten.”