Nu vertelt Daniël hoe hij bekrachtigd door Gods Geest aan Hem zijn leven tot een offerande kon aanbieden. Want hij wist dat er voor hem geen hoop op genade zou overblijven, als men zou merken dat hij het edict van de koning geschonden zou hebben. Ook wist hij dat de koning zelf niet vrij zou zijn om hem zulks te vergeven, ook al zou hij dat willen. De afloop heeft dit wel bewezen. Hoewel de profeet dus de dood voor ogen had, toch wilde hij die liever onverschrokken tegemoet gaan dan zijn vroomheidsplichten te verzaken. Met moet er op letten, dat het hier niet gaat over het innerlijk dienen van God, maar over het openbaar daarvoor uitkomen. Als men Daniël had verboden te bidden, dan was deze dapperheid, waarmee hij toegerust was, schijnbaar erg nodig geweest. Tegenwoordig zouden velen denken, dat hij zonder reden zijn leven op het spel gezet heeft, nu hij zich blootstelde aan de doodstraf, hoewel hem SLECHTS verhinderd werd om in het openbaar te laten zien zijn afhankelijkheid van God. Maar, aangezien Daniël hier niet zijn eigen deugdzaamheid uitbazuint, maar de Geest door zijn mond spreekt, moet men het er voor houden, dat God behagen heeft gehad in de dapperheid van die heilige profeet. Ook laat zijn vrijmoedige optreden zien hoezeer zijn vroomheid te prijzen was, omdat hij zijn eigen leven liever wilde verliezen dan – wat de dienst van God betreft – iets aan zijn gewoonte in dezen te veranderen.

We weten hoe voortreffelijk dit door God gevraagde offer – namelijk het Hem aanroepen – is. Immers, daarmee betuigen wij dat Hij voor ons is de Bewerker van alle goed en leveren we vervolgens een bewijs van ons geloof, wanneer we tot Hem de toevlucht nemen en al onze bekommernissen op Hem (in Zijn schoot) werpen en Hem onze geloften aanbieden.

Door dit gebod van de koning werd geëist dat een ieder God moest verloochenen. En daarom, Daniël kon aan dit bevel niet gehoorzamen zonder God groot onrecht aan te doen en de godsvrucht te verzaken. Aangezien God – zoals ik al zij – dit offer van ons vordert. Het is dan ook geen wonder dat Daniël kordaat zich verzette tegen dit goddeloos en godslasterlijk edict. Want wat het belijden der godsvrucht betreft: het was noodzakelijk OPENLIJK te laten zien, dat hij volharde in het dienen van God. Als hij immers zijn gewoonte in dezen had veranderd, dan zou dit heimelijk een verloochening zijn geweest. Hij zou dan wel niet openlijk gezegd hebben dat hij ter wille van Darius God verachtte. Maar juist zo’n gewoonteverandering zou dan een teken van trouweloze afval zijn geweest. We weten echter dat God niet alleen geloof ín het hart en ínnerlijke toegenegenheid vraagt, maar ook een bewijs en belijdenis van onze godsvrucht.

En daarom, Daniël moest wel – als hij niet een ontzettend gemene afvallige wilde zijn – doorgaan met die heilige gewoonte, die hij zich had aangewend. Hij nu was gewoon voor open vensters te bidden. Hij hield dan ook vast aan die gang (in zijn leven), opdat men hem niet zou kunnen verwijten, dat hij de dienst van God – om tijdelijk bij een aards koning in de gunst te komen – achterwege liet. Och, mocht deze les tegenwoordig zo in aller harten gegrift staan als het behoorde!

Om dit voorbeeld van de profeet wordt echter door velen gelachen, en dat wellicht niet openlijk hardop. Maar toch in hun ogen blijkt de profeet al gauw wat al te simpel en ondoordacht gehandeld te hebben door zich – zonder dat dit beslist nodig was – zinloos aan gevaar bloot te stellen. Zij maken namelijk het geloof los van de publieke belijdenis ervan. En zo menen zij, dat het – ook al is het begraven – ongeschonden blijft. En dat ze – om aan het kruis te ontkomen – wel honderd keer mogen afwijken van een zuivere en oprechte belijdenis. En daarom, laten wij goed onthouden, dat we God niet alleen in het hart het offer van aanbidding moeten brengen, maar dat er tevens een vrijmoedige belijdenis (van ons) gevraagd wordt, opdat althans zal blijken dat we echte aanbidders van God zijn.