Thomas Boston – ‘s Mensen uiterste onvermogen om zichzelf te herstellen

Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven. Romeinen 5:6

Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader Die Mij gezonden heeft, hem trekke. (Joh. 6:44).

Wij hebben nu de totale verdorvenheid van de natuur van de mens gezien, en het gewicht van toorn dat op hem ligt, die afgrond van ellende, waarin hij in zijn natuurlijke staat is gestort.

Nu vraagt het volgende onze bijzondere aandacht: ons uiterste onvermogen om onszelf te herstellen

De overtuiging hiervan is nodig om de absolute noodzaak van Christus, en van de kracht Zijner genade in te leren zien

We zagen dat het óf het werkverbond is óf het genadeverbond

Werkverbond is zelf de gerechtigheid aanbrengen

Genadeverbond is de volkomen gerechtigheid van Christus aannemen

Wel, zegt u: laat ik dan de genade aangrijpen zoals die mij aangeboden wordt… Maar helaas, de onbekeerde mens is dood in de put, en kan zichzelf niet helpen door een van deze wegen…

De eerste weg (zelf werken in het werkverbond) is een afgesneden weg want:

  • Wij zijn krachteloos (Rom. 5: 6) “Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven.”
  • Wij zijn dood zijn in zonden en misdaden (Efeze 2: 1) “En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden”
  • Wij zijn slaven van satan en doen (gewillig) zijn werken (Joh. 8: 44) “Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen”
  • Wij zijn onbekwaam tot enig geestelijke goed, sterker nog, geneigd tot alle kwaad (Vr.8 H.C.)

Maar de tweede weg (de gerechtigheid van Christus aannemen in het genadeverbond) is eveneens onmogelijk want:

  • Het bedenken des vleses is vijandschap tegen God (Rom. 8: 7-8) “Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet. En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen.”
  • Wij willen tot Christus niet komen opdat we het eeuwige leven zouden ontvangen (Joh. 5: 40) “En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.”
  • Wij ontberen de hand van het geloof om de aangeboden verlossing te ontvangen, zij is Gods gave (Efeze 2: 8) “uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave”
  • Wij kunnen tot Christus niet komen tenzij ons de Vader trekt (Joh. 6: 44) “Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.”
  • Voor de vereniging met Christus is niet minder dan de werking der sterkte Zijner macht nodig (Ef. 1: 19) “En welke de uitnemende grootheid Zijner kracht is aan ons, die geloven, onaar de werking der sterkte Zijner macht”
  • Het is niet minder dan een opwekking uit de dood (Ef. 2: 1) “En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden”
  • We hebben de gave van de Heilige Geest nodig want (Rom. 8: 9b) “Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.”

Hoort dan, o onwedergeboren mens, en zijt overtuigd dat gij van nature in een zeer ellendige toestand totaal onbekwaam zijt om uzelf in enig opzicht te herstellen.

Niemand kan tot Christus komen dan alleen als de Vader hem daartoe trekt… U bent dus totaal afhankelijk van Zijn genade want gij zijt bedorven en onbekwaam, dood in zonden en misdaden.

Maar, zegt u, ik wil mij daar toch niet bij neerleggen want er staat: werkt uws zelfs zaligheid met vrezen en beven.

Welnu hoe wilt u te werk gaan om u zelf te herstellen? Welke van de twee wegen wilt u verkiezen?
* Wilt u trachten zich te herstellen op een wettische wijze?
* Of wilt u zichzelf herstellen op een evangelische wijze?

Omdat wij van nature geneigd zijn om met de werken der wet te beginnen totdat we daaraan leren wanhopen zal ik daar mee beginnen om aan te tonen dat het in die weg hopeloos is…

  1. Zondaar, ik zou willen dat u geloofde dat uw eigen werken het nooit zullen teweeg brengen. Werkt en doet uw best; u zult nooit bekwaam zijn om u zelf uit deze staat van verdorvenheid en toorn te werken.

Gij moet Christus hebben, anders zult u eeuwig omkomen. Alleen Christus in u kan de hoop der heerlijkheid zijn.

Maar als u het met alle geweld wilt beproeven, dan moet ik u uit het onveranderde Woord twee dingen voorleggen die u moet doen,

Zo u die kunt doen, moet het worden toegegeven, dat u bekwaam bent uzelf te herstellen.

  1. Wilt u in het leven ingaan? Lees dan Matth. 19:17: “Doch wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden.”

Maar dan wel onder de volgende condities:

  • U moet de wet volmaakt houden (Ez. 18: 1-9) “Wanneer nu iemand rechtvaardig is, en doet recht en gerechtigheid (…) In Mijn inzettingen wandelt en Mijn rechten onderhoudt, om trouwelijk te handelen: die rechtvaardige zal gewisselijk leven, spreekt de Heere HEERE.” Bent u echter onvolmaakt in de onderhouding, dan geldt (Ez. 18: 20) “De ziel die zondigt, die zal sterven”
  • U moet niet beladen zijn met zonden uit het verleden Job 14: 4 “Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet één.”
  • U moet zonder erfzonden zijn (Ps. 51:7) “Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.”
  • Uw gedachten zowel als uw daden moeten volkomen rein en op God gericht zijn want (Gal. 3:10) “Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al
  • hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen”
  • U moet een volkomen liefde tot God hebben: (Matth. 22:37). “Gij zult liefhebben den Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand”
  • Uw volkomenheid moet tot het einde toe zijn, ook op uw sterfbed mag geen onvertogen woord van uw lippen rollen anders vergaat in een keer de opgebouwde gerechtigheid van uw gehele leven in rook op…

 

 

Tegenwerping 1: Maar God is een barmhartig God en Hij weet dat wij aan al deze eisen niet kunnen voldoen. Wij hopen daarom zalig te worden, als we doen wat we kunnen zal God het zijne er wel aan toevoegen…

  • Hoewel u in staat zijt vele dingen te doen, zijt u niet in staat om één ding goed te doen. Gij kunt niets doen dat God aangenaam is, daar u buiten Christus zijt: Zonder Mij kunt gij niets doen (Joh. 15:5) en zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen (Hebr. 11: 6) en onze beste werken zijn met zonden bevlekt (Cath. Vr 62).
  • Uw gedachte dat God wel aanvult wat u tekortkomt is op geen Schriftwoord gefundeerd. Het recht van God moet verheerlijkt worden door een volkomen genoegdoening. Uw gehoopte ‘barmhartigheid’ zou Gods majesteit schenden.

Waarom ik besluit, dat u ten uiterste onmachtig zijt om u zelf te herstellen door de weg van werken of van de wet. O, dat u hetzelfde mocht besluiten betreffende uzelf.

Maar, zegt u, ik wens het te beproeven in de weg van het evangelie (genadeverbond).

II Het is mogelijk dat u denkt dat gij, omdat Jezus Christus u toch hulp aanbiedt, het uit uzelf kunt omhelzen en gebruiken tot uw herstelling.

Maar, o zondaar! zijt er van overtuigd dat u de genadekracht van Christus absoluut nodig hebt;

want waarlijk, daar is hulp aangeboden, maar u kunt die niet aannemen.

  • Er is een touw uitgeworpen om zondaars, die schipbreuk geleden hebben, aan land te trekken, maar, helaas! zij hebben geen handen om het te grijpen.
  • Zij zijn als zuigelingen die te vondeling zijn gelegd in het open veld, die van honger moeten sterven, hoewel hun voedsel bij hen ligt, tenzij iemand het hun in de mond steekt

Om u hiervan te overtuigen het volgende:

Ten eerste: Hoewel Christus in het Evangelie wordt aangeboden, kunnen zij toch in Hem niet geloven. Zaligmakend geloof is de bijzondere gave van God aan Zijn uitverkorenen, in hen gewerkt door Zijn Geest.

De zaligheid wordt aangeboden aan hen die in Christus willen geloven; maar hoe kunt gij geloven (Joh. 5:44) aangezien de Schrift getuigt dat God de macht geeft om te geloven (Joh. 1:12)?

De zaligheid wordt aangeboden aan hen die tot Christus willen komen, maar niemand kan tot Hem komen, tenzij dat de Vader hem trekke.

De zaligheid wordt voorgesteld aan hen die op Hem willen zien, als opgeheven aan de stang van het Evangelie (Jes. 45:22). Maar de natuurlijke mens is geestelijk blind (Openb. 8:17).

De zaligheid wordt gepredikt opdat we zouden verstaan en geloven, maar de mens is, wat betreft de dingen die des Geestes Gods zijn, onbekwaam om ze te begrijpen omdat zij geestelijk onderscheiden worden (1 Kor. 2:14).

Nee, wie ook maar wil, hij is welkom; laat hem komen (Openb. 22:17).

Maar daar moet een dag Zijner heirkracht komen voor de zondaar, voordat hij gewillig zal zijn(Psalm 110:3).

Ten tweede: De mens heeft van nature niets om de hulp die aangeboden wordt door het Evangelie te gebruiken tot zijn herstel. Hij is aan handen en voeten gebonden, zodat hij de koorden van liefde die hem toegeworpen worden in het Evangelie, niet kan aangrijpen.

Ten derde: De mens kan geen zaligmakende verandering in zichzelf werken Het hart is voor Christus gesloten. De mens kan het niet openen; alleen God kan dat doen door Zijn genade (Hand. 16:14).

Hij is dood door de zonden; hij moet levend gemaakt worden, opgewekt uit zijn graf. Wie kan dat doen, dan God Zelf? (Ef. 2:1,5).

Hij moet geschapen worden in Christus Jezus tot goede werken (Ef. 2:10). Dit zijn werken waar een almachtige kracht voor nodig is.

Ten vierde: De mens in zijn verdorven staat, is totaal onbekwaam om iets te doen wat waarlijk goed is .

  • Hoe kan hij dan het Evangelie gehoorzamen?
  • Hoe kan hij uit zichzelf instemmen met het heilsplan en het aangeboden geneesmiddel aannemen?

Stel, er was één goede gedachte nodig om de zaligheid aan te nemen, dan zegt de Schrift: “Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken als uit onszelven” (2 Kor. 3:5)

Stel, er was één goed woord nodig om de zaligheid aan te nemen, dan zegt de Schrift: “Hoe kunt gij goede dingen spreken, daar gij boos zijt (Matth. 12:34)”

Kortom, Christus Zelf zegt het: “Zonder Mij kunt gij niets doen (Joh. 15:5)”

Ten vijfde: de natuurlijke mens kan niet anders dan de genade tegenstaan. Er is niet alleen een onvermogen, maar ook een vijandigheid en hardnekkigheid in de wil van de mens van nature.

God zegt dat gij  “hard zijt, en uw nek een ijzeren zenuw is en uw voorhoofd koper (Jes. 48:4)” en dat u alleen overwonnen kan worden door Hem die “de koperen deuren gebroken en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen heeft.”

Een mens bekeren is niet minder dan een scheppingsdaad!

  • Soms zit hij in het net van het evangelie maar ontsnapt weer
  • Soms lijkt de haak vast te zitten maar hij wurmt zich weer los en hij vlucht met een bloedende wond

Wanneer door hen, die arbeiden om te baren, van hem goede hoop is opgevat, dat Christus een gestalte in hem zal krijgen, dan wordt er dikwijls niets dan wind voortgebracht.

Het bedrieglijke hart zoekt menige uitvlucht om een Zaligmaker te vermijden en de mens te beroven van zijn eeuwige gelukzaligheid.

Zo ligt de natuurlijke mens verzonken in een staat van zonde en toorn, totaal onbekwaam om zichzelf te herstellen…

Tegenwerping 1: Als wij dan totaal onbekwaam zijn om enig goed te doen, hoe kan God dan van ons vorderen om het te doen?

God schiep de mens met het vermogen om aan alle eisen van Zijn wet te voldoen. De val heeft de mens verdorven maar Gods eis niet veranderd.

Wij verloren onze rechten, maar God Zijn recht niet…

En daarbij:

  • de mens verderft zelf nog elke dag de overgebleven vermogens van de ziel… Er is veel wat hij wel kan doen en niet doet
  • de mens wil niet toegeven dat hij onmachtig is en hulp zoeken
  • de mens maakt van zijn onmacht een verontschuldiging om lui te zijn
  • de mens heeft het duister ook liever dan het licht

Tegenwerping 2: Waarom predikt u dan Christus tot ons en roept u ons toe tot Hem te komen, te geloven, ons te bekeren, en de middelen ter zaligheid te gebruiken?

Antwoord. Omdat het uw plicht is:

  • Het is uw plicht Christus aan te nemen, zoals Hij in het Evangelie wordt aangeboden.
  • Het is uw plicht berouw te hebben over uw zonden en heilig te zijn in geheel uw wandel.

Bovendien zijn deze roepingen en vermaningen de middelen, waarvan het Gode behaagt gebruik te maken om Zijn uitverkorenen tot bekering te brengen en de genade in hun hart te werken. Voor hen is het geloof uit het gehoor (Rom. 10:17), terwijl zij even onmachtig zijn om zichzelf te helpen als de overigen van de mensheid.

Op zeer goede gronden mogen wij op bevel van God, Die de doden verwekt, tot hun graven gaan en in Zijn naam uitroepen: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten (Ef. 5:14)

Aangezien de uitverkorenen niet te herkennen zijn in hun natuurstaat, zo prediken wij Christus aan allen, en schieten in eenvoudigheid de pijl, die God Zelf bestuurt, zoals Hij passend vindt.

Deze oproepen en vermaningen zijn bovendien niet helemaal vruchteloos, zelfs niet voor diegenen die er niet door bekeerd worden. Zulke personen kunnen overtuigd worden, hoewel zij niet bekeerd worden.

Hoewel zij door deze middelen niet geheiligd worden, kunnen deze middelen hen er misschien van weerhouden te vervallen in buitensporige goddeloosheid, waartoe zij anders gekomen zouden zijn

Opwekking: Hoewel u zich niet kunt bekeren kunt u zich wel in de weg stellen waarin Christus de weldaad van verlossing meedeelt aan verdorven zondaren.

Hoewel gij uzelf niet kunt genezen, kunt u toch naar het badwater komen, waar vele zieken zoals u, zijn genezen.

Hoewel gij niemand hebt om er u in te werpen, kunt u echter aan de zijde daarvan gaan liggen…

U kunt naar de kerk

U kunt mediteren over het Woord

U kunt Gods volk opzoeken en met hen spreken

U kunt God bidden

U kunt tot uzelf inkeren en tot uw ziel spreken: hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God

U kunt om genade roepen

Deze zaken liggen binnen het bereik van uw natuurlijke vermogens. Als u deze niet waarneemt zult u dubbel gestraft worden…

Tegenwerping 3. Maar dit alles is onnodig, aangezien wij totaal onbekwaam zijn om onszelf uit de staat van zonde en toorn te helpen.

Antwoord: geef geen plaats aan dit bedrog.

  • God heeft ons onvermogen en het gebruik van Zijn middelen samengevoegd (wij mogen dat niet scheiden)
  • U hebt te doen wat u moet doen, en te doen alsof u niets gedaan hebt

Doe wat u kunt, en het kan zijn, dat, terwijl u voor uzelf doet wat u kunt, dat God voor u zal doen dat u niet kunt.