Het evangelie van Christus is het goddelijk liefdegetuigenis van de grootste goddelijke liefdedaad, en openbaart zich als zodanig aan het hart van den door de zonde schuldigen en rampzaligen mens, door met goddelijke kracht hem te doen gevoelen, dat hier het woord is, dat aan al de behoeften van zijn hart voldoet, en nochtans in zijn hart nimmermeer zou zijn opgekomen; hier het woord, hetwelk zijn ziel zocht, en nimmermeer zou hebben gevonden; hier het woord, hetwelk niet slechts zijn hart vertroosten, maar ook veranderen wil.

Ja, zijn geweten zegt hem, dat hij, na het vernemen van dit woord een ander worden moet voor God en mensen, of het recht verbeurt van zich in dat woord, hoe verblijdend het ook klinke, te verblijden.

Het evangelie van Christus is een kracht Gods tot behoudenis, om het als een woord der hoogste liefde de zondaar, die op den weg des verderfs blindelings en wanhopig voortgaat, treft, boeit, doet omzien, doet opzien, doet in zichzelven keren, zijn vrees overwint, zijn moed opwekt, de schoonste hoop instort in zijn hart, hem ten diepste de schuld zijner zonde doet gevoelen, en tevens hare macht overwinnen door de nieuwe kracht ener dankbare liefde, die het opwekt in zijn ziel.

Het evangelie is een kracht Gods tot behoudenis omdat het den schuldige en ten goede onbekwame in de armen voert van een Behouder, Die hem reinigt door Zijn bloed en vernieuwt door Zijnen Geest; tegelijkertijd het oordeel der verdoemenis afwendende van zijn hoofd en de kracht der verdorvenheid verbrekend in zijn hart.

Het Evangelie van Christus is een kracht tot vertroosting van de ongelukkigen, tot beschaming van de zondigen, tot vernedering van den hoogmoedige mens. Ja, dit vermag het evangelie van Christus alleen. De wet van God kan ons slechts veroordelen, doen vrezen, ja na duizend vergeefse inspanningen om haar geheel te gehoorzamen, moedeloos maken, of bij de valse inbeelding van haar in genoegzame, ja voorbeeldige mate te onderhouden, door hoogmoed verderven;

Maar het evangelie van Christus, dat ons behoud en onze Behouder ons verkondigt, is een kracht der hope, en een kracht der liefde in ons opwekkende, doet ons met schaamte tegenover zoveel liefde in het stof neerzinken, doet ons de deugd kiezen, door ons van het eeuwige geluk te verzekeren.

Maar dit is het geval niet waar gij ook van het evangelie een zedenwet maakt en met een ongelovig hart tegemoet treedt. Het evangelie van Christus is slechts een kracht Gods tot zaligheid voor een iegelijk die gelooft. Als de hoge God, die niet liegen kan en die uw ganse vertrouwen waardig is, een boodschap tot uwe ziel zendt, eist Hij met recht, dat gij het aanneemt; dat gij aan haar waarheid geen ogenblik twijfelt. Als God de blijde boodschap van eeuwig behoud in het midden van uw gewisse rampzaligheid uitspreekt, vergt Hij, opdat gij de eeuwige behoudenis deelachtig worde niets anders, dan dat gij deze boodschap, als tot u gesproken en als sprekende van uw behoud, aanneemt, met zulke blijdschap en zulke dankbaarheid als van de oprechtheid dezer aanneming het bewijs is.

Nee, dat heerlijk geloof is niet aller! De lichtzinnige denkt aan verdoemenis nog behoud. De eigengerechtige meent zichzelf te behouden. De vriend der wereld en der zonde houd zich terug van deze liefde die hem, door de wederliefde die het bewerkt in het hart, onbekwaam maakt tot het liefhebben van de zonden en de wereld.

 Gij, die dit leest, hoe is het met u gesteld? Zie hier, onder velen een Steen des aanstoots. Indien gij gelooft schaamt u het evangelie van Christus niet. Wat ons betreft, mijne lezers! Wij bevinden ons in het midden van een Christelijke wereld. Maar deze Christelijke wereld is helaas voor een zeer groot gedeelte een werelds christendom waarin een lichtzinnige wijsheid de boventoon voert. Hoe treurig is het dan ook veelmalen met het erkennen en belijden van het evangelie van Christus, als een kracht Gods tot zaligheid, gesteld.

Deze krijgsman is er te veel krijgsman, gene staatsman te veel staatsman, gindse geleerde veel te geleerd, of, om vooral het woord der eeuw te gebruiken, veel te wetenschappelijk. En dit niet alleen, maar ook menig dwaas hoofd is veel te wijs, menig verhard zondaar veel te deugdzaam…

Geliefden, de hoogte onzer ‘beschaving’, de mate onzer ‘verlichting’, onze grote ‘vooruitgang’ in alle dingen verdraagt het evangelie niet. Wilt gij het evangelie van Christus wat beschaven door wat passages te schrappen uit het Oude Testament? Wilt gij het, bij het ‘schitterend licht’ wat in onze dagen is opgegaan, herzien en verbeteren? Wilt gij de scheppingsgeschiedenis met de algemene vooruitgang der evolutionaire denkbeelden in overeenstemming brengen? Wilt gij met de hedendaagse visie op de scheppingsorde medegaan en de Bijbel behoorlijk van alle ergernissen zuiveren? Misschien dat het dan nog enigszins bruikbaar zal wezen; het zou nog enigermate in ere kunnen gehouden worden… Maar! Zo gij nog altijd komt met uw oude boodschap over zonden, met uwe harde leer over ’s mensen verdoemelijkheid, met die ergerniswekkende boodschap dat we voor God niet kunnen bestaan dan door de bloedige offerande van Gods zoon? O! Schaamt u dan uwe achterlijkheid! Schaamt u uwe ‘onwetenschappelijkheid’! Schaamt u uw dwaze bijbelgeloof! Past uw Bijbel aan, en eer de wetenschap!

Maar nee geliefden, wij schamen ons het evangelie van Christus niet…! Nee, wij passen het woord Gods niet aan. Nee, wij buigen niet voor de wetenschap, hoe overtuigend haar boodschap ook; wij buigen voor Christus! Ja, wij houden vast aan de heerlijke schepping in 6 dagen. Ja, wij houden vast aan de zondenval, en de verdoemelijkheid die daardoor is verspreid over alle mensen. Ja, wij kussen het Recht Gods wat ons toeroept: vervloekt zijt ge! Ja, wij hebben genoeg aan onze dierbare Christus als de Man van smarten. Wij hebben genoeg aan het Woord alleen. Door het geloof leunend en steunend op de beloften Gods, hinken wij dit tranendal door en wachten geduldig op de dag dat het beproefde geloof en de uitgestelde hoop zullen overgaan in heerlijk aanschouwen.

Wie spreekt er nog zo in onze dagen? Wie is er, die deze heldhaftige taal durft voeren in het aangezicht onzer hoogmoedige tijden? Wie onder duizenden is zo heldhaftig, dat hij moed heeft haar te bevestigen door woord en wandel? Hij alleen, die door genade waarlijk gelooft! Hij alleen, die als Paulus niet slechts overtuigd is, maar ondervonden heeft, dat het evangelie een kracht Gods tot zaligheid is. Heil die man! Hij is voor de eeuwigheid behouden; wat raakt hem een voorbijgaande eeuw? Hij heeft de hemel in zijn hart; wat deert hem een weg vol doornen? Een wereld, wijs in haar eigen ogen, onthoud hem haar eer, en overlaad hem telkens opnieuw met haar smaad en bespotting. Maar zijn Behouder roept hem toe: “Wat baat het de mens, zo hij de gehele wereld zou gewinnen en schade lijden aan zijn ziel? Want zo wie zich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd hebben, diens zal de Zoon des mensen zich schamen, wanneer Hij komen zal in Zijne heerlijkheid en in de heerlijkheid des Vaders en der heilige engelen. Die Mij belijdt voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, die in de hemelen is.

Grijpt dan moed o pelgrim, draag uw kruis, totdat alle bespotting zwijgen moet wanneer uw Heiland verschijnen zal aan ’s hemels wolkenboog. Dan zult ge stralend uw Bruidegom tegemoet gaan, terwijl de ongoddelijke, ijdele roepers dezer eeuw, met een ijzige schreeuw zullen vallen in de poel van vuur en sulfer. Niet gewild, dat die verachte Christus Koning over hen zijn zou…

Beets