Het Woord van God is vol rijkdom. De tekst heeft niet alleen een historische of letterlijke, maar ook een geestelijke betekenis. Dat is duidelijk zichtbaar wanneer we Paulus horen stellen dat allen die uit de steenrots dronken in de woestijn, daarmee een geestelijke drank gedronken hebben, want: “de steenrots was Christus” (1 Kor. 10: 4). Paulus spreekt in zijn brief aan de Hebreeën – die nog bijzonder veel waarde hechtten aan de inzettingen van Mozes, die door de komst van Christus waren tenietgedaan – dat de offerdienst en de werkzaamheden van de priesters allen een voorbeeld en schaduw vormden van de hemelse dingen (Kolossenzen 2: 16-17). Onbeschroomd vergelijkt Paulus in zijn brief aan de Galaten het Jeruzalem op aarde (onder de wet) met Hagar die een dienstmaagd was, terwijl hij Jeruzalem wat boven is voorstelt als “vrij, hetwelk is ons aller moeder” (Gal. 4: 26).  Christus Zelf beantwoordt de vraag van de Schriftgeleerden en Farizeeën, die wel een teken wilden zien, door te zeggen: “Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken, en hun zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, den profeet” (Matth. 12: 39-40). Hen er op wijzend dat zij in het teken van Jona (die drie dagen en drie nachten in de buik van de vis was) de prediking van Christus dood en opstanding al gekregen hadden. Maar zij hadden het niet verstaan omdat ze de geestelijke betekenis daarvan niet wilden inzien.

Het is ontegenzeggelijk waar: het Oude Testament is vol van geestelijke lessen. Christus Zelf zowel als de Apostelen toonden ons de diepe betekenissen daarvan. Daarom is het een goed Reformatorisch beginsel dat het Oude Testament verstaan moet worden in het licht van het Nieuwe Testament (en vice versa). Maar dit moet verstaan worden en er moet met geloofsogen geblikt worden op de betekenende zaak in de voorstellingen. Wie zou met een natuurlijk oog verstaan dat de doorgang door de Rode Zee onder de wolkkolom heenwijst naar de Heilige Doop zoals Paulus de gemeente van Korinthe voorhoudt? “En allen (door) Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee” (1 Kor. 10: 2).  Wie zou durven stellen dat de geestelijk betekenis van het Manna in de woestijn een teken was van het gelovig eten van het lichaam van Christus in het Heilig Avondmaal, als Paulus dat zelf niet deed: “En allen dezelfde geestelijke spijze gegeten hebben” (1 Kor. 10: 3).

Deze inleidende woorden zijn nodig om alle beschuldigingen van inlegkunde, biblicisme en ziekelijke vergeestelijking te weerleggen. De geest van de zeventiende eeuwse ‘Verlichting’ heeft een grote weerslag gehad in onze omgang met de Schrift. Niet langer is het ‘Sola Fide’ (alleen door het geloof) van de Reformatie de norm van ons lezen van Gods getuigenis. Niet langer onderwerpen wij ons aan het verootmoedigende getuigenis van Paulus dat een natuurlijk mens niet verstaat de dingen die des Geestes Gods zijn omdat zij geestelijk onderscheiden worden (1 Kor. 2: 14).  De leuze van de verlichting: ‘ik denk dus ik ben’ verhief de denkende mens tot de enige ontwijfelbare werkelijkheid. In dit proces van categorische twijfel aan alles, moest al snel de Bijbel met zijn diepe betekenissen het veld ruimen als geestelijke autoriteit, en mocht zij hooguit een plaats behouden als  middelmatig historisch boek. Natuurlijk veroordelen de hedendaagse christenen dit en stellen zij dat zij zich gebonden weten aan Schrift en belijdenis. Toch is de rationele (verstandelijke)  benadering van de Schrift gebleven en heeft de Verlichting ons denken diep doortrokken. De Schrift mag bij velen nog een kleine historische boodschap hebben, zij mag nog een kleine plaats hebben in de historie, met inspirerende figuren en een moreel navolgenswaardige Jezus in zich hebben, onvoorwaardelijke onderwerping aan dit Woord en het diepe eerbiedige luisteren naar de wonderen van Gods wet (Ps. 119: 27) wordt weinig meer gevonden. Zij die onder biddend opzien, en in het levendig besef van eigen verduisterd verstand, al schatgravend zoeken de Christus der Schriften in het Oude Testament te vinden in de inzettingen, gebeurtenissen en typen, worden al snel veroordeeld te lijden aan een onverantwoordelijke liefde tot de allegorie.

Toch is het eveneens waar dat vergeestelijking voor veel kwaad heeft gezorgd. Vooral wanneer de geestelijke betekenis de letterlijke betekenis totaal verdringt. Of erger nog: de geestelijke lessen in tegenspraak zijn met de letterlijke betekenis van de tekst. Wanneer Petrus als een discipel wordt voorgesteld die nog ‘voor de zaak staat’, terwijl Christus Zijn belijdenis stelt als de ‘Petra’ waarop de nieuwtestamentische Kerk gebouwd zal worden (Matth. 16: 18), dan gaat er iets grondig mis. Wanneer Jozua de Hogepriester wordt voorgesteld voor de rechterstoel van God de Vader, terwijl de tekst ons leert dat Christus Zelf op deze rechterstoel zit (Zacharia 3: 1) dan gaat er eveneens iets mis.

De tegenreactie op een doorslaan in het vergeestelijken, waardoor de Schrift gedrukt wordt in de mal van de bevinding, is een verwerpen van de gezonde allegorie en het verkiezen van de meer rationele en letterlijke schriftverklaring. Toch kan dit leiden tot een verarming in de prediking.

In de Middeleeuwse Theologie vinden we een mooie benadering van de tekst. Onderverdeeld in een viertal interpretatie. Hoewel ook dit niet onomstreden is vinden we hierin bijzonder rijke lessen die ons lezen van de Schrift kan verrijken. De interpretatie van de tekst werd onderverdeeld in een viertal facetten die ieder vroegen om een zorgvuldige bestudering van de tekst:

  1. Littera gesta docet; (de letterlijke interpretatie van de tekst)
  2. Quid credas allegoria; (de geestelijke interpretatie van de tekst)
  3. Moralis quid agas; (de morele interpretatie van de tekst)
  4. Quo tendas anagogia. (de anagogische – opwekkende/heenwijzende – interpretatie van de tekst)

Deze onderverdeling wordt duidelijk aan de hand van bijvoorbeeld het woord ‘Jeruzalem’. Dit woord heeft een viertal rijke facetten in zich wanneer we haar bezien in de Schrift:

  1. Letterlijk: de letterlijke betekenis wijst ons op de wonderlijke en heerlijke grootheid van de stad Jeruzalem. Haar ligging, haar schoonheid, haar bijzondere vorm. Het is alles even prachtig en doet de dichter zingen: “Jeruzalem is wèl gebouwd, wel saâmgevoegd: wie haar beschouwt, zal haar voor ’s Bouwheers kunstwerk groeten” (Ps. 122: 1 ber.)
  2. Allegorisch/Geestelijk: de geestelijke betekenis van Jeruzalem komt tot ons op talloze manieren in de Schrift. Zoals ze gebouwd is op een rotssteen, zo is de Kerk gebouwd op de Rots Christus. Zoals Jeruzalem een stad is die bijzonder is samengevoegd, zo is de Kerk van Christus samengevoegd uit levende stenen (Gods kinderen). Zoals Jeruzalem veel aanvallen te verduren heeft gehad, zo is Gods Kerk altijd in strijd. Zoals David regeerde als Koning te Jeruzalem, zo is Christus gezalfd tot Koning over Sion de berg Zijner heiligheid (Psalm 2: 6). Enzovoorts.
  3. Moreel: de morele betekenis van Jeruzalem komt wel heel kernachtig tot ons uit de mond van Jezus Zelf: “Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt, en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild” (Matth. 23: 37). Hier staat Jeruzalem symbool voor ongehoorzaamheid, onbekeerlijkheid en de hardigheid van het hart jegens Gods welwillende nodigingen tot het heil. Zoals Jeruzalem de plaats werd waar de heidenen op de pinksterdag tot de zaligheid gebracht werden, zo heeft Jeruzalem voor ons de morele les dat wij onze huizen moeten openstellen voor een ieder die God zoekt: “Maak de plaats uwer tent wijd, en dat men de gordijnen uwer woningen uitbreide, verhinder het niet (…) Want gij zult uitbreken ter rechter- en ter linkerhand; en uw zaad zal de heidenen erven, en zij zullen de verwoeste steden doen bewonen.” Jeruzalem is de stad waarvan de dichter zingt: “De Filistijn, de Tyriër, de Moren, Zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht; Van Sion zal het blijde nageslacht haast zeggen: “Deez’ en die is daar geboren” Psalm 87: 3) en het geeft ons de morele les dat onze vreugde moet zijn de toebrenging van de ongelovige heidenen en dat wij evenals Jeruzalem een lichtend licht en een stad op een berg dienen te zijn (Matth. 5: 14).
  4. Anagogisch/Opwekkend: de anagogische betekenis van Jeruzalem is dat het onze harten opwekt om met een volstandig hart te verwachten “de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit den hemel, toebereid als een bruid die voor haar man versierd is” (Openb. 21: 2). Jeruzalem staat symbool voor de hemelstad die haar poorten opende voor de Koning der Ere die na Zijn Hemelvaart daarbinnen ging (Psalm 24: 7) en moet ons opwekken te verlangen naar de wederkomst van Christus. Jeruzalem is ook de stad waar gewacht moest worden op de uitstorting van de Heilige Geest (Lukas 24: 49) en het mag ons hart wel opwekken om diezelfde Geest in te roepen die ons doet getuigen dat wij kinderen Gods zijn (Rom 8: 16). 

Er zijn talloze voorbeelden toe te voegen maar het is toch bijzonder om te zien hoeveel rijkdom deze benadering van het woord ‘Jeruzalem’ ons al biedt. Ons persoonlijke lezen van de Schrift mag ons dan ook wel steeds weer stellen voor de vraag: wat is de letterlijke betekenis en wat zegt mij dat? Wat is de geestelijke betekenis en wat leert mij dat? Wat is de morele betekenis en waartoe dringt mij dat? Wat is de anagogische betekenis en waarheen wil mij dat leiden?