1.     De maaltijd in de Schrift

In de Schrift is de maaltijd niet alleen een vorm van lichamelijke behoeftebevrediging zoals ieder mens dat nodig heeft. Het is meer dan dat. Op tientallen plaatsen wordt ons de maaltijd voorgesteld door de Heilige Geest om ons te onderwijzen. Het juiste verstaan van de functie en de diepe betekenis van de verschillende soorten maaltijden in de Bijbel zullen, ter inleiding, bijdragen aan het verstaan van de rijkdom die is geschonken in het Heilig Avondmaal wat door de Heere Jezus Christus is geschonken aan Zijn Kerk.

1.1 Gastvrijheid

Ten eerste vormt de maaltijd een belangrijke betoning van gastvrijheid in de Schrift. Deze behoort bewezen te worden aan vreemdelingen en vrienden. Het vertreden van dit gebod wordt als bewijs aangevoerd van grote verdorvenheid (Gen. 19: 5, Richt. 19: 22). De gastvrijheid van Abraham maakte dat hij onwetend engelen heeft geherbergd (Gen. 18: 5, Hebr. 13: 2). De gastvrijheid had een doel: “daarom zult gijlieden den vreemdeling liefhebben, want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland” (Deut. 10: 19). De profeet Ezechiël noemt de herbergzaamheid als een van de deugden die zullen maken dat de ziel zal leven: “die den hongerige geeft, en den naakte met kleding bedekt; (…) hij zal gewisselijk leven, hij zal niet sterven” (Ez. 18: 16 en 19). Job verdedigt zich tegenover zijn vrienden dat de zonden van onherbergzaamheid hem niet is te wijten: “de vreemdeling overnachtte niet op de straat; mijn deuren opende ik naar den weg” (Job 31: 32). Christus Zelf noemt de herbergzaamheid in Zijn voorstelling van het eindoordeel wat geveld zal worden over alle mensen: “want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd (…) Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan” (Matth. 25: 35 en 40b). Tenslotte roept de apostel Paulus de gemeente van Rome op: “deelt mede tot de behoeften der heiligen. Tracht naar herbergzaamheid” (Rom. 12: 13) terwijl de apostel Petrus vermaant om het met blijmoedigheid te doen: “Zijt herbergzaam jegens elkander, zonder murmureren” (1 Petr. 4: 9).

1.2 Vreugde en verwondering

Maaltijden worden in de Bijbel aangericht om vreugde te bedrijven zoals we zien bij Abraham die een grote maaltijd aanrichtte “op den dag als Izak gespeend werd” (Gen. 21:8). De vreugde en verwondering zijn groot bij dit bejaarde echtpaar. De geboorte van dit beloftekind had, naar de natuur gerekend, nooit plaats kunnen vinden. Immers, Abraham was honderd jaar oud en Sarah was verstorven. En toch lezen wij hier van een vreugdemaaltijd op de dag dat Izak gespeend werd. Sarah kreeg niet alleen de kracht om een kind te baren, zij mocht het ook zogen tot haar eigen verwondering: “wie zou Abraham gezegd hebben: Sara heeft zonen gezoogd?” (Gen. 21: 7). Een vreugdemaaltijd dus, aangericht door de vader van alle gelovigen, om zich te verblijden en verwonderen in de God Die de getrouwe vervuller is van Zijn beloften.

1.3 Verbond en verzoening

Maaltijden hebben ook de functie van verzoening of de verzegeling van een verbond tussen twee mensen wat een einde moet maken aan hun eerdere vijandigheid. We lezen dat wanneer Laban vol woede zijn schoonzoon Jakob achterna heeft gejaagd, zij tot vrede komen en dit wordt bezegeld middels een maaltijd (Gen. 31: 46). Izak richtte een maaltijd aan voor Abimelech (Gen. 26:30) om daarmee de vereniging te benadrukken die was ontstaan door deze verbondssluiting. Ook als Abner als hooggeplaatste aan het hof van koning Sauls zoon Isboseth, tot David gaat om een verbond met hem te maken, wordt dit door een maaltijd bezegeld (2 Sam. 3: 20).

1.4 Huwelijk

De maaltijd had ook een centrale plaats bij een huwelijksverbond tussen een man en een vrouw. We lezen dat Laban, nadat hij zijn schoonzoon zeven jaren had laten dienen voor zijn dochter Rachal, een maaltijd aanrichtte om de huwelijksvereniging te vieren (Gen. 29: 22) Van Simson lezen we dat hij zijn ouders meenam naar een maaltijd ter ere van zijn huwelijk met de dochter der Filistijnen (Richt. 14: 10). Christus Zelf luisterde met zijn aanwezigheid de bruiloft te Kana op een bijzondere wijze op en Hij achtte het onmogelijk om te vasten wanneer de bruidegom daar is: “Kunt gij de bruiloftskinderen, terwijl de Bruidegom bij hen is, doen vasten?” (Lukas 5: 33-35).

1.5 Verjaardag

Ook de viering van een verjaring kreeg een feestelijk karakter door middel van maaltijden zoals we lezen dat de zonen van Job maaltijden ter viering van hun verjaardagen aanrichtte (Job. 1: 4). Ook van de Farao lezen we dat hij op zijn geboortedag een maaltijd maakte voor zijn knechten (Gen. 40: 20).

1.6 Geestelijke vreugde

Wij lezen in de Schrift ook van vreugdemaaltijden die een bijzondere uiting waren van geestelijke vreugde. Wanneer Salomo door de Heere in een droom bezocht is, en zulke wonderlijke beloften en zegeningen mocht ontvangen, zien wij dat hij een maaltijd aanricht van de dankoffers die hij mocht brengen aan den Heere, zodat zijn knechten zich mede mochten verblijden over de genade Gods aan Hem bewezen (1 Kon. 3: 15). Wanneer Zacheus door Jezus geroepen wordt en krachtdadig tot de zaligheid gebracht wordt lezen we als een uitting van geestelijke vreugde: “en Levi richtte Hem een groten maaltijd aan in zijn huis” (Luk 5: 27-29). Toen de Zaligmaker in het huis van Petrus kwam en Petrus’ schoonmoeder zag “te bed liggen, hebbende de koorts”, raakte Hij “haar hand aan, en de koorts verliet haar.” Terstond betoont zij haar geestelijke vreugde: “ en zij stond op en diende henlieden” (Matth. 8: 14-15). Wanneer Lydia door de bediening van de apostel Paulus tot de zaligheid gebracht wordt toont zij haar grote vreugde en dankbaarheid: “en als zij gedoopt was en haar huis, bad zij ons, zeggende: Indien gij hebt geoordeeld, dat ik den Heere getrouw ben, zo komt in mijn huis en blijft er. En zij dwong ons” (Hand. 16:15).

1.7 Vertoning macht en heerlijkheid

We lezen in de Schrift van maaltijden die als functie de vertoning van macht, schatten en rijkdommen hebben (Esther 1: 3, Dan. 5: 1-4). Wanneer de koninging van Scheba de koning Salomo bezocht en “de spijze zijner tafel” zag, “zo was er zo was in haar geen geest meer” door de grote verwondering die zich van haar meester maakte (1 Kon. 10: 5).

1.8 Als een prediking

Ook in de prediking van de profeten hebben maaltijden een plaats. Zo wordt de eerste komst van de Messias vergeleken met een vette maaltijd vol reine wijn (Jes. 25: 6) en de tweede komst van Christus zal uitmonden in de bruiloftsmaaltijd (Matth. 22: 2) waaraan alle gelovigen van het Oosten en het Westen zullen aanzitten met Abraham, Izak en Jakob (Matth. 8: 11). Wanneer de Zaligmaker wil tonen dat Hij niet gekomen is voor rechtvaardigen, maar voor zondaren tot bekering (Matth. 9: 13), geeft Hij zo’n treffende prediking door te eten met de grootste der zondaren dat de “schriftgeleerden en de farizeeën murmureerden tegen Zijn discipelen, zeggende: Waarom eet en drinkt gij met tollenaren en zondaren?” (Luk 5: 30). Wanneer de Zaligmaker doden opwekte liet Hij hen ten bewijs dat zij leefden eten: “en haar geest keerde weder, en zij is terstond opgestaan; en Hij gebood dat men haar te eten geven zou” (Luk. 8: 55). Voor de Emmausgangers brak de heerlijke vreugde en het wonderlijke geloof in de opgestane Christus pas door toen hen een zichtbare prediking gegeven werdt van Zijn verbroken lichaam tijdens de maaltijd: “en het geschiedde, als Hij met hen aanzat, nam Hij het brood en zegende het, en als Hij het gebroken had, gaf Hij het hun. En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht” (Luk. 24: 29-31). Ook de discipelen, die daar zo moedeloos bijeen zaten, hadden de prediking van de etende Borg nodig om Hem te (er)kennen als de opgestande Levensvorst: “en toen zij het van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets om te eten? En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honingraten. En Hij nam het en at het voor hun ogen” (Luk 24: 41-43). Ook bij de verschijning aan de discipelen die vruchteloze pogingen deden om hun oude ambacht weer uit te oefenen was het eten een wonderlijke en zichtbare prediking die tot hun nut werd aangewend: “Jezus zeide tot hen: Komt herwaarts, houdt het middagmaal. En niemand van de discipelen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij? wetende dat het de Heere was. Jezus dan kwam, en nam het brood, en gaf het hun, en den vis desgelijks” (Joh. 21: 12-13). De maaltijd had rond de bekendmaking van de opgestane Levensvorst zo’n grote plaats, dat Petrus in zijn prediking op de pinksterdag het onderscheid tussen hen die in Christus waren en hen die vervreemd van Hem gebleven waren, legde bij de vraag of zij met Hem gegeten hadden: “dezen heeft God opgewekt ten derden dage, en gegeven dat Hij openbaar zou worden, Niet al den volke, maar den getuigen die van God tevoren verkoren waren, ons namelijk, die met Hem gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was” (Hand. 10: 40-41).

1.9 Huiselijke vreugde

We lezen ook van maaltijden die als functie hebben om de huiselijke vreugde en eenheid (opnieuw) te bezegelen. Nadat de jongste zoon zo lang van huis geweest was, maar bij zijn vader verzoening en een wonderlijk welkom vond, begonnen zij te eten, te drinken en vrolijk te zijn (Luk. 15: 23).

1.10 Gemeenschap met God

We lezen in het Oude Testament ook van offermaaltijden waardoor de Heere gemeenschap wilde oefenen met de kinderen Israëls. De Heere wilde dat zij niet alleen brandofferen zouden offeren, maar dat zij ook zouden eten en drinken tot eer van God en tot een teken van de gemeenschap met Hem: “En aldaar zult gijlieden voor het aangezicht des HEEREN uws Gods eten en vrolijk zijn” (Deut. 12: 7).

1.11 Gemeenschap met elkaar in God

Let er op dat deze maaltijden niet alleen in het teken van gemeenschap met God stonden, met nadruk wordt het volk geboden om het ook in gemeenschap met elkaar te eten: “maar gij zult dat eten voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, in de plaats die de HEERE uw God verkiezen zal, gij, en uw zoon en uw dochter, en uw dienstknecht en uw dienstmaagd, en de Leviet die in uw poorten is; en gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN uws Gods” (Deut. 12: 18). Van de eerste Christengemeente lezen we dat de vereniging met het Hoofd Christus een wonderlijk grote gemeenschap met elkaar gaf: “en dagelijks eendrachtelijk in den tempel volhardende, en van huis tot huis brood brekende, aten zij tezamen met verheuging en eenvoudigheid des harten” (Hand. 2:46). In de onderwijzing van de Heilige Geest aan Petrus, dat God ook de heidenen tot Zijn erfdeel verkoren had, moest hij gemeenschap leren oefenen met dat wat in zijn ogen onrein was. Hier vinden we een duidelijk beeld dat eten de diepste vorm van gemeenschapsoefening vormde voor de oosterse mens: “en er geschiedde een stem tot hem: Sta op, Petrus, slacht en eet. Maar Petrus zeide: Geenszins, Heere, want ik heb nooit gegeten iets dat gemeen of onrein was” (Hand. 10: 13-14).

1.12 Gedachtenis

Maaltijden zijn ook een vorm van gedachtenis zoals we dat in het bijzonder zien bij de paasmaaltijd: “En gij zult gedenken dat gij een dienstknecht geweest zijt in Egypte; en gij zult deze inzettingen houden en doen” (Deut. 16: 12).

1.13 Beeldend onderwijs

Maaltijden vormen ook een middel om de gedachten te richten en beeldend onderwijs te geven. In het Pascha komt dit bijzonder openbaar in het lammetje (wat heenwees naar het Lam Gods), het moest een volkomen lammetje zijn (wat heenwees naar het enige volkomen Offer van God gezonden), het moest berekend worden of het lammetje voldoende zou zijn om alle aanwezigen in het gezin te voeden (wat heenwees naar het feit dat het offer van Christus genoegzaam is), het moest veertien dagen in het gezin opgenomen worden (heenwijzend naar de omwandeling van Christus op aarde) en het moest tussen twee avonden geslacht worden, tussen het begin en het einde van de avond (te dezen tijde is onze Heere Jezus Christus, het rechte Paaslam, gestorven, Matth. 27:46, 50), het bloed moest aangebracht worden aan de bovendorpel en deurposten van de woningen (heenwijzend naar de verberging achter het bloed van Christus en de noodzaak van de toepassing door de Heilige Geest), het moest gegeten worden met bittere saus en ongezuurde koeken (heenwijzend naar de grote nood en dood waar zij zo haast uit verlost waren) en het droeg de veelbetekenende naam ‘pesach’ wat letterlijk betekent: doorgang, voorbijgang, of overspringing (heenwijzend naar het feit dat de verderfengel alleen bij die huizen voorbij zou gaan waar hij bloed vond aangebracht).

1.14 Waarschuwing

We lezen dat Ezechiel van tijd tot tijd een afgepaste hoeveelheid van ‘36 sikkelen’ moest eten om daarmee uit te beelden dat er hongersnood komen zou in Jeruzalem (Ez. 4: 10).

1.15 Mozes en Christus

In het bijzonder moet onze aandacht getrokken worden door de wonderlijke maaltijd die ons door de evangelisten wordt voorgesteld als de wonderbare spijziging. Christus is na het droeve nieuws van de moord op Johannes de Doper ‘terstond’ naar een woeste plaatst gegaan met Zijn discipelen. Maar het volk volgt Hem en wanneer Hij Zijn ogen opslaat ziet hij een grote schare tot Zich komen wat Hem met Innerlijke ontferming over hen bewogen doet zijn. Hij geneest hun kranken en doet grote wonderen tot het ogenblik daar is dat zij nodig moeten weggaan omdat er in die plaats geen eten is. En dit is het ogenblik dat Christus een wonderlijke zichtbare prediking gaat houden. Onder de Joden leefde de overtuiging dat de Christus die komen zou, het volk evenals Mozes in de woestijn door middel van het Mannah, zou voeden met brood. Welnu, de Zaligmaker zal betonen dat Hij het Brood des levens is wat komen zou. Het overbekende wonder vindt plaats: de discipelen mogen met slechts vijf broden en twee visjes een grote menigte voeden. Een zichtbare prediking: en ziet, meer dan Mozes is hier… Maar helaas, de vervulling van de verwachting onder de Joden is niet onderkend.