1. Wat nodig is tot het komen tot Christus

Opdat een arm zondaar kome en de dierbare verdiensten en dood van onze Zaligmaker deelachtig worde, en daardoor troost ontvange, zijn twee dingen nodig: ten eerste een bekwaammaking en voorbereiding van de ziel voor Christus en ten tweede een inplanting van de ziel in Christus. Want hoewel het waar is, dat er een overvloed van barmhartigheid en een oneindige verdienste in Christus is, zo zal nochtans de ziel die niet bekwaam gemaakt is om door de hand des geloofs Christus aan te grijpen, nooit troost van Hem krijgen al is haar nood nog zo groot en haar ellende nog zo zwaar. Daarom was Johannes de Doper gezonden, om de weg te bereiden, opdat al de bergen van hoogmoed geslecht mochten worden, al de dalen gevuld en al wat krom is recht, en wat ruw is glad gemaakt zou worden, opdat er een weg voor Christus zou zijn.

Dit wil zeggen dat het hart van de mens een weg is waarin bergen van hoogmoed zijn. Ja dat er vele schuilhoeken en bedenkingen zijn tegen Christus, vanwege de vele verkeerde lusten die er in zijn. En zo is de noodzakelijke bekwaammaking en voorbereiding van het hart niet anders dan het wegnemen van de hardheid van het hart, de hoogmoed en al de vervloekte verdorvenheden, opdat de deur opengezet zou worden en het hart gereed gemaakt zou worden om de Koning der heerlijkheid daarin te ontvangen.

“Opdat de deur opengezet zou worden en het hart gereed gemaakt zou worden om de Koning der heerlijkheid daarin te ontvangen.”

Als het hart zo bekwaam gemaakt is, volgt de vernedering. God heeft niet alleen voor ogen om in deze weg het hart van de zondaar te breken, want al wondt hij en doorsteekt Hij het hart van een zondaar, zo zal toch dat hart weer van God afwijken en naar Christus niet willen uitgaan. Daarom is de vernedering door de Heilige Geest noodzakelijk waarvan wij nu zullen spreken.