Verblyd u in den Heer t’aller tyd, wederom zeg ik u, verblyd u.
Wijs: Psalm 38.
1.
Komt Jehova’s lievelingen,
Wilt nu zingen;
Wekt u op tot Godes lof:
Waarom langer neer’gebogen,
Met uw ogen,
Heft uw zielen uit het stof.
2.
Laat uw harte zich verblijden,
t’Aller tyden,
In den Heer uw zalig lot:
Laat uw mond uw hart en kelen,
Altijd kwelen,
Zingen den lof van uwen God.
3.
Zouden de arme wereldlingen,
Iuide zingen,
In de boeien van de hel.
En zult gij zijn Uiverkore,
En herbore,
Zitten als in druk en kwel.
4.
Zou ’t geen stof van blijdschap wezen,
Die voor dezen,
Lag in Satans boze net:
Die uit Duivels sterke banden,
Door Gods handen,
Zijt getrokken en gered.
5.
Ja die om uw ziele wouden,
En u zouden,
Tot zijn eigen roem en eer:
Zijn Zoon, zijn beste pand, gegeven,
Heeft ten leven,
Tot uw Losser en uw Heer.
6.
Al uw schulden en ellenden,
Komt Hij wenden,
En uw zonden veel en groot:
Die verzoent Hij door Zijn lijden,
Om te vrijden,
U voor eeuwig van den dood.
7.
Nu zal Gods haat over ’t kwade,
U niet schade,
Want gij zijt met God bevrind:
Die u, eer gij waart geboren,
Uitverkoren,
En met liefde heeft bemind.
8.
Dat is stof t’allen tijden,
Tot verblijden,
Om in God te zijn verheugd:
Dat is stof om op te springen,
En te zingen,
Dat is wezenlijke vreugd.
9.
Zoudt gij niet uw stem doen horen,
Uytverkoornen,
Lievelingen van uw God:
Die eens in volmaakte deugden,
Eeuw’ge vreugden,
Zult genieten en wiens lot.
10.
Zijn zal eeuwig te verkere,
Bij den Heere,
Als de dood uw ogen sluit:
En bevrijd van smart en rouwen,
Zult aanschouwen,
God, o uitverkoren Bruid.
11.
Daar zult g’ eeuwig zijn ontbonden,
Van de zonden,
’t Witte kleed van heiligheid:
Eeuwig dragen nacht en dage,
Zonder vragen,
Naar de dagen uur of tijd.
12.
En uw ziele eeuwig zinken,
En verdrinken
Zonder rusten dag of nacht:
Eeuwig roemen, loven, prijzen,
Eer bewijzen,
’t Lam dat voor u is geslacht.
13.
Richt dan op uw hart naar boven,
Om te loven,
Hem die u heeft lief gehad:
En u eer gij waart geboren,
Uitverkoren,
Voor de zalige Hemel stad.
14.
Hou dan op van treurig leven,
Zoekt te zweven,
Boven stof van druk en zorg:
Zijn ’t de zonde die u wonden,
G’ hebt gevonden,
Jezus tot uw vaste borg.
15.
Zoekt dan hier uw stem te pare,
Met die scharen,
Die met u des Heeren lof,
Eeuwiglijk uit zullen galmen,
Met die psalmen,
Die men zingt aan ’t hemels hof.
EINDE
Recente reacties