De gebondenen van Sion, de ware uitverkorenen, welker verlossing uit die kuil de Heere van eeuwigheid reeds bij Zichzelf besloten heeft, worden hier in de tijd door de krachtige prediking van het Goddelijke Woord en de Heilige Geest uit hun diepe doodsslaap gewekt en wakker gemaakt en dan vinden zij zichzelf helaas zeer jammerlijk gebonden liggen in die kuil zonder God en zonder Christus in de wereld. Wat beginnen ze dan hun geestelijke ellende met grote smart en benauwdheid te gevoelen. Dan worden ze zeer beangst en verschrikt voor Gods toorn, voor de vloek der wet, voor de satan, voor de dood en voor de hel; dan drukt het gewicht van hun zondeschuld hen zeer zwaar op het hart. Zij beginnen nu dag en nacht jammerlijk te zuchten, te schreien en te wenen en zij roepen al klagende uit met de psalmist: “Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt mij. Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijn keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken” (Psalm 69:3,4). O, dan weten zij geen raad, dan zien zij zichzelf ten enenmale verloren en rampzalig en dat het met hun verlossing geheel buiten hoop is.
En nochtans wil de Heere Jezus hen dan Zelf met Zijn eigen almachtige en ontfermende genadehand uit die verschrikkelijke kuil en afgrond der ellende komen verlossen, want het Woord des Heeren luidt hier, dat Hij het zelf was, die de arme gebondenen van Sion uit de kuil, waar geen water in was, had uitgelaten door het bloed huns verbonds. Dat doet de Heere in een tijd der minne; dan, als Hij de gebondenen Sions, die arme zondaren, door de Geest des geloofs komt trekken uit de macht des satans en hen komt overbrengen in de zalige gemeenschap van Zijn Zoon Christus Jezus. Als Hij hen geheel uit henzelf uitleidt en hen, als verloren en machteloze zondaren in ware zielsboetvaardigheid, nu doet neervallen aan de voeten van Zijn vrije genade in Christus en hun nu om Christus’ wil al hun zonden genadig om Zijns Zoons wil vergeeft en hen in Hem weer aanneemt en door Zijn Geest vernieuwt en wederbaart tot Zijn geliefde kinderen en erfgenamen van het eeuwige leven. Dan laat Hij hen uit die rampzalige kuil des doods en der verdoemenis vrijuit gaan; Hijzelf voert hen er dan uit met Zijn eigen Goddelijke hand en zo worden zij dan vrijgelatenen des Heeren. O, wat een dierbaar, zalig en onuitsprekelijk geluk! Welgelukzalig zijn ze, die zo mogen uitgaan uit de slavernij des satans en tot wie de ontfermende Heiland zegt: “Gij gebondenen, gaat uit; en gij die in duisternis zijt: komt te voorschijn”(Jesaja 49:9). En deze heerlijke verlossing voert de Heere nu uit door het bloed des verbonds, hetwelk Hij met Sion, Zijn volk, gemaakt heeft. Dat kostelijke en dierbare bloed van de Heere Jezus, dat door Hem vergoten werd aan het hout des kruises, is het enige middel voor de verlossing van alle gelovigen. Zij worden niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost uit hun ijdele wandel, maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam (1 Petrus 1:18,19). In Hem hebben zij de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar de rijkdom Zijner genade (Ef. 1:7).
Dat dierbaar bloed van de Heere Jezus Christus is de algenoegzame prijs van hun verlossing. Met dat bloed heeft Christus Zijn gemeente van de Vader verkregen (Hand. 20:21). Dat bloed wordt de gebondenen Sions van God zelf door Zijn Geest en door middel van de beloften des Heiligen Evangelies aan hun harten geopenbaard als hun enig en volkomen middel des behouds. Ook werkt de Geest in hen het ware geloof, waardoor zij dat kostelijke zoenbloed met een hartelijke gewilligheid als zodanig omhelzen en aannemen en hun arme en verslagen zielen daarop neerwerpen als op de enige rotssteen huns heils. En langs die weg des geloofs worden Sions gebondenen hier nu door de Heere hun God zelf verlost uit de kuil waar geen water in is, door het bloed huns verbonds. Dit is nu dat grote werk van de zalige verlossing en bekering van een arme verloren
Recente reacties