“De ziel heeft wel eens te worstelen met angstvallige schrik en naarheden tegen het naderende oordeel op de jongste dag, als zij denkt: Wat zal het eens zijn als Christus zal komen op de wolken, als ook ik voor de rechterstoel zal staan om mijn vonnis te ontvangen! Maar hier kan zij wederom, gebruik makende van Christus, goedsmoeds zijn, wanneer zij opnieuw de toevlucht tot Hem neemt en Hem aanneemt als Borg en Zaligmaker, denkende: Het is waar, ik zal ook voor die rechterstoel verschijnen, maar Hij, Die mijn Heere, mijn Man, mijn Hoofd, mijn Borg en Middelaar is, zal daar mijn Rechter zijn. Hij, Die mij hier bekleed heeft met Zijn gerechtigheid, en maakte dat ik tegen alle beschuldigingen voor God bestaan kon, zal ook maken, dat ik, om diezelfde gerechtigheid, zal kunnen bestaan voor dat oordeel en mijn aangezicht met vrijmoedigheid zal kunnen opheffen, daar ik geen vonnis der verdoemenis heb te wachten…”