Eerste boek – Hoofdstuk 8 – Dat er voor zover de menselijk rede vordert voldoende sterke bewijzen ter beschikking staan om de geloofwaardigheid van de Schrift te handhaven.

Hoofdstuk 8, art 1.

Wie zich met ingespannen ijver tot het Woord richt zal daarin een welgeordende en gerangschikte hemelse leer vinden, vol Goddelijke wijsheid en majesteit. Het moet ons niet verwarren dat de meest heilige zaken in de Schrift soms onder de meest eenvoudige bewoordingen ons worden voorgesteld. Dit is om te voorkomen dat de goddelozen zouden zeggen dat de eenvoudige Christenen zijn betoverd door verheven welsprekendheid in plaats van de inhoud der woorden. Paulus leert in 1 Korinthe 2: 4-5 dat het geloof niet is gegrondvest op woorden van menselijke wijsheid maar in betoning van Geest en van kracht. Het is wonderlijk om te ondervinden dat de werken van grote wijsgeren als Cicero en Plato met al hun meeslepende redekunst niet kunnen tippen aan de kracht in de eenvoud van het Woord Gods.

Hoofdstuk 8, art 2.

Tussen de verschillende schrijvers in de Schrift is merkbaar onderscheid. De melodieuze en poëtische woorden van David staan in contrast met de meer platte bewoordingen van Amos en Jeremia. Hierin merken wij de persoonlijkheid van de auteurs op, terwijl ondanks dit onderscheid toch in alle delen de majesteit van God in het hele Woord Gods weerklinkt.

Hoofstuk 8, art 3.

De oudheid van het geschreven Woord is een indrukwekkend bewijs van haar autoriteit. Er is vrijwel geen geschrift bewaard gebleven wat dateert uit de periode van Mozes, die de eerste Bijbelboeken op schrift stelde. Het is uniek en indrukwekkend dat Mozes door terugleidend Geesteslicht in staat gesteld is om de gehele historie vanaf de schepping tot aan zijn eigen leven op Schrift te stellen.

Hoofdstuk 8, art 4.

Het is eveneens opmerkelijk dat de auteurs van de Schrift in hun beschrijving ook negatief over zichzelf en/of hun eigen volk schreven. Als Mozes moet schrijven wat 300 jaar voor hem door Jakob werd uitgesproken over zijn 12 zonen moet hij daarin de stam waaruit hij zelf voortkwam als vervloekt te boek stellen. Dit is een sterk bewijs dat de schrijvers door de Geest gedreven werden en niet door eigen belangen werden gestuurd.

Hoofdstuk 8, art 5.

Het is goed om te beseffen dat de Woorden die Mozes op schrift moest stellen ook door hem zelf zijn voorgedragen aan het volk van Israël. Als hij dus sprak over allerlei wonderen, voorvallen maar ook de zonden van het volk op schrift stelde is het onwaarschijnlijk dat hij daarin beschuldigingen geuit heeft die hen niet rechtvaardig toekwamen. Zou hij in dat geval niet al lang als leugenaar zijn weggestuurd?

Hoofdstuk 8, art 6.

De beschuldiging dat de wonderen van Mozes slechts toverij waren, en de beschrijving hiervan enkel gericht is op het vergroten van zijn eigen aanzien en eer, is ongegrond omdat Mozes niet schuwt om negatief over zichzelf te schrijven en met nadruk te stellen dat hij en Aäron niets waren en slechts middelen om uit te voeren wat God van hen vroeg.

Hoofdstuk 8, art 7.

Een belangrijk argument voor de autoriteit van het Woord zoals het door Mozes op schrift gesteld is vinden wij in zijn profetische woorden: hoe kon Mozes immers op Schrift stellen dat de Messias uit de stam van Juda geboren zou worden, zovele jaren later, als hij niet door de Geest Gods gedreven was?

Hoofdstuk 8, art 8.

Ook in de boeken van de profeten zien wij zeer wonderlijke dingen die de autoriteit van de Schrift onderbouwen. Hoe kon Jesaja ruim 100 jaar voor de verlossing van het volk Israël uit Babel (door het edict van Kores (Cyrus)) weten dat deze koning geboren zou worden, deze naam zou dragen, en deze daden zou doen? (Niet voor niets spreken moderne verklaarders van 3 verschillende Jesaja’s als auteurs van dit Bijbelboek om de problemen met de enorme tijdsverschillen te overbruggen – AV). Hoe kon Jesaja al voor de wegvoering voorspellen dat de ballingschap 70 jaar zou duren dan alleen wanneer hij door de Geest van God bestuurd zou worden? Is het geen wonder dat de profetieën van Daniël hun tijd ongeveer 600 jaar vooruit waren?